ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH5290

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
26 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-216/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door zich voor te doen als politieagent

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 26 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De verdachte, geboren in 1989 op Curaçao, werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij hij samen met mededaders zich voordeed als politieagenten. De mededaders gebruikten een voertuig dat leek op een politieauto en droegen bedrijfskleding van een beveiligingsbedrijf. Ze hebben het slachtoffer misleid door te doen alsof zij een aanhouding met inbeslagname uitvoerden, waardoor het slachtoffer zich verplicht voelde om mee te werken. Het Hof oordeelde dat de kwalificatie van diefstal met geweld niet kon worden bewezen, omdat er geen sprake was van daadwerkelijke dreiging met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat hij NAF 2000,- aan het slachtoffer moest betalen en moest meewerken met de reclassering, inclusief deelname aan de training Equip. Het Hof bevestigde het vonnis van de eerste aanleg, maar paste enkele juridische gronden aan.

Uitspraak

Uitspraak: 26 februari 2009
Zaaknummer: H-216/08
Parketnummer 500.558/08
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 12 september 2008
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1989 op Curaçao,
wonende op Curaçao.
<u>Het onderzoek van de zaak</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 16 juli 2008 en 29 augustus 2008, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van dat in hoger beroep van 8 januari 2009 en 5 februari 2009 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadman,
mr. E.B. Wilsoe, naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 30 maanden waarvan 10 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar onder bijzondere voorwaarden, met aftrek van voorarrest.
<u>De tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd:…
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan, onder verbetering en aanvulling van gronden, worden bevestigd omdat het Hof zich daarmee verenigt, met dien verstande dat het Hof kiest voor een andere bewijsconstructie en dat artikel 59 van het Wetboek van Strafvordering uit de toepasselijke wettelijke voorschriften wordt geschrapt en voorts met dien verstande dat de in het dictum opgenomen bijzondere voorwaarde wordt aangepast zoals hierna volgt.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
De procureur-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld. Hij stelt zich op het standpunt dat doordat de verdachte en zijn mededader zich hebben voorgedaan als politieagenten, er naar het slachtoffer een impliciete dreiging van geweld is uitgegaan als gevolg waarvan hij geen verzet heeft geboden. De verdachte is door zijn mededaders geboeid en meegenomen. Door de situatie die verdachte en zijn mededaders welbewust hebben gecreëerd, is bij het slachtoffer de indruk gewekt dat, als hij niet zou meewerken, er desnoods geweld tegen hem zou worden gebruikt, aldus de procureur-generaal.
Het Hof overweegt dienaangaande het volgende. De verdachte heeft samen met zijn mededaders het plan beraamd om een aanhouding met inbeslagname in scene te zetten, met het doel om een groot geldbedrag dat het slachtoffer in zijn bezit had te stelen.
De uitvoering van dit plan geschiedde als volgt. Twee mededaders reden in een op een politievoertuig gelijkende Jeep, met zwaailicht, en waren gekleed in bedrijfskleding van een beveiligingsbedrijf. Zij reden achter de derde mededader aan die zich tezamen met het slachtoffer in een auto bevond en maanden hen tot stoppen. Zij vroegen de inzittenden om de autopapieren en doorzochten, met toestemming van de inzittenden, de auto. Zij namen de aangetroffen tas met geld en de derde mededader - die door hen was geboeid - mee. (De rol van verdachte was dat hij de Jeep had geleend en aan zijn mededaders ter beschikking had gesteld en de actie telefonisch coördineerde. Na de actie zijn de mededaders bij verdachte thuis gekomen, waarna de buit daar is achtergelaten. Verdachte zou ook meedelen in de buit).
Niet gebleken is dat de mededaders van verdachte gewapend waren, noch dat jegens het slachtoffer geweld is gebruikt dan wel enige concrete handeling is verricht of uiting is gedaan die als een directe bedreiging met geweld moet worden opgevat. De verdachte en zijn mededaders hebben het geld weggenomen door het slachtoffer te misleiden. Zij hebben het slachtoffer in de veronderstelling gebracht dat het geld in beslag werd genomen door politieambtenaren en dat hij daarom verplicht was om zijn medewerking te verlenen. Niet bewezen kan worden dat het slachtoffer voor geweld vreesde of dat van de door de verdachte en zijn mededaders gecreëerde situatie een dreiging uitging van dien aard dat deze in het algemeen een vrees voor geweld opwekken kan. Het enkele feit dat de twee mededaders zich als politieagenten voordeden is daarvoor onvoldoende. De ten laste gelegde diefstal met (bedreiging met) geweld kan derhalve niet bewezen worden verklaard.
<u>De bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
<u>Aanvullende strafmaatoverweging</u>
Het Hof ziet geen aanleiding de bepaling van het GEA over te nemen dat de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering ook kunnen inhouden dat de verdachte zich onder andere behandeling zal laten stellen dan deelneming aan de training Equip.
<u>RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP</u>
Het Hof:
Bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 12 september 2008, onder verbetering en aanvulling van gronden en met aanpassing van de toepasselijke wettelijke voorschriften en de bijzondere voorwaarde, in die zin dat deze komt te luiden als volgt:
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis via de Officier van Justitie NAF 2.000,- (tweeduizend gulden) betaalt aan het slachtoffer [slachtoffer], en voorts dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Curaçao, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde deelneemt aan de training Equip, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 17d van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Wattel, en G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 26 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.