ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH3057

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 58/2008; H-172/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen verhuurder en huurster over opschorting van huurbetalingen door gebrek aan waterleiding

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om een huurgeschil tussen een verhuurder en een huurster. De huurster had de betaling van de huur opgeschort omdat zij niet was aangesloten op de waterleiding, wat zij als een essentiële levensbehoefte beschouwde. De verhuurder had geprobeerd dit probleem op te lossen, maar de huurster weigerde een nieuw contract te ondertekenen. Na een comparitie, waar partijen geen minnelijke regeling troffen, oordeelde het Hof dat de verhuurder zich aan de afspraken had gehouden en dat de huurster met lege handen was gekomen. Het Hof wees de vordering tot ontruiming toe en oordeelde dat de huurster een deel van de achterstallige huur moest betalen, te weten vanaf de datum waarop zij zelf had kunnen zorgen voor de levering van water. Het Hof bepaalde dat de huurster de huurprijs over de maanden april 2008 tot en met januari 2009 moest betalen, en dat de wettelijke rente verschuldigd was vanaf de eerste van de maand.

Uitspraak

Burgerlijke zaken 2009
Zaaknummers: KG 58/2008; H-172/08
Datum uitspraak: 27 januari 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van de
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
VONNIS
in het kort geding van
[verhuurder],
wonende op Curaçao,
voorheen eiser, thans appellant,
verder ook te noemen: de verhuurder,
gemachtigde: de advocaat mr. B.W. Scheperboer,
tegen
[huurster],
wonende op Curaçao,
voorheen gedaagde, thans geïntimeerde,
verder ook te noemen: de huurster,
gemachtigde: de advocaat mr. E.J. Maduro.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Voor het procesverloop tot 9 december 2008 verwijst het Hof naar zijn vonnis van die datum (verder: het tussenvonnis), waarvan de inhoud geldt als hier herhaald en ingelast.
1.2 De in het tussenvonnis bepaalde comparitie van partijen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling heeft plaatsgevonden op 8 januari 2009 en is voortgezet op 12 januari 2009. Beide malen zijn partijen met hun gemachtigden verschenen.
1.3 Partijen hebben geen minnelijke regeling getroffen. Vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het Hof blijft bij hetgeen het heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis.
2.2 Ter comparitie van 8 januari 2009 heeft de huurster desgevraagd geen inhoudelijke bezwaren aangevoerd tegen het huurcontract zoals de verhuurder dat in concept heeft opgesteld. Zij heeft gesteld het contract niet eerder te hebben getekend, slechts omdat de inhoud ervan haar niet bekend was. Die stelling is ter comparitie onjuist gebleken: het concept-huurcontract in de taal van de huurster, het Spaans, zit als productie bij het inleidend verzoekschrift van 12 maart 2008. Ter comparitie is voorts komen vast te staan dat de levering van water aan het gehuurde zal worden hervat zeer kort nadat de huurster bij Aqualectra het door beide partijen ondertekende huurcontract en “groene formulier” (aanvraag voor de levering van water) zal hebben ingeleverd. De verhuurder heeft zich tot het (nogmaals) aanleveren en ondertekenen van deze documenten bereid verklaard, mits de huurster tegelijkertijd de huurprijs van NAF. 1.500,- over de maand waarin de levering van water naar verwachting zal worden hervat, januari 2009, betaalt. De huurster heeft zich tot het doen van die betaling bereid en in staat verklaard. De huurovereenkomst zou dan in beginsel voortduren en het Hof zou nog slechts hebben te beslissen over de gerechtvaardigdheid van het achterwege laten van de betaling van de huurprijs over 13 maanden (december 2007 tot en met december 2008). Daarop is tussen partijen en met het Hof afgesproken dat de comparitie wordt voortgezet op 12 januari 2009 en dat de verhuurder daar zal verschijnen met het in tweevoud door hem ondertekende huurcontract en “groene formulier” en de huurster met NAF. 1.500,- in contanten ter betaling van de huur over januari 2009.
2.3 De verhuurder heeft zich aan de afspraak gehouden. De huurster is bij de voortzetting van de comparitie met lege handen verschenen. Het Hof concludeert hieruit dat het de huurster niet gaat om voortzetting van het gebruik van het gehuurde krachtens een huurovereenkomst over de inhoud waarvan partijen het eens zijn mét de (legale) levering van water en tijdige betaling van de huurprijs - zoals zij nog bij pleidooi in hoger beroep heeft gesteld - maar om voortzetting van dat gebruik zonder ervoor te betalen. Daarop heeft zij rechtens geen aanspraak en de verhuurder heeft er recht op en spoedeisend belang bij om aan deze situatie een einde te maken. De vordering tot ontruiming wordt dan ook toegewezen, met bepaling van de termijn van ontruiming op 10 dagen na de betekening van het vonnis.
2.4 Het Hof blijft bij zijn overweging dat de opschorting van de betaling van de huurprijs door de huurster aanvankelijk, in december 2007, gerechtvaardigd was vanwege het ontbreken van de beschikbaarheid van stromend water - een essentiële levensbehoefte - in het gehuurde. De opschorting van huurbetalingen op grond van een tekortkoming van de verhuurder die tot gevolg heeft dat het krachtens de overeenkomst ten minste te verwachten genot niet wordt geleverd, heeft over de tijd dat die tekortkoming voortduurt in beginsel ontslag van de huurster uit haar betalingverplichting over die tijd tot gevolg. De verhuurder kan immers zijn tekortkoming niet met terugwerkende kracht herstellen en kan over de verstreken tijd niet alsnog het (volledige) huurgenot verschaffen. Aan het recht op opschorting van de huurster en het ontslag uit haar betalingverplichting komt evenwel een einde vanaf het moment dat zij - door van haar, als contractspartij die haar handelen jegens de wederpartij mede door maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet laten bepalen, te vergen inspanningen - zelf voor de hervatting van de levering van water had kunnen zorgen. Op grond van hetgeen zojuist is overwogen, moet dat moment voorshands worden bepaald op geen latere datum dan 1 april 2008, zijnde de eerste van de maand volgend op die waarin de huurster van de inhoud van het huurcontract kennis heeft genomen en door dit te ondertekenen en ermee naar Aqualectra te gaan, had kunnen zorgen voor de levering van water. De huurster wordt dan ook veroordeeld tot betaling van de huurprijs over april 2008 tot en met januari 2009,
10 maanden à NAF. 1.500,- = NAF. 15.000,-. De wettelijke rente is verschuldigd telkens vanaf de eerste van de maand, nu in de concept-huurovereenkomst de - overigens bestendig gebruikelijke - verplichting van de huurster tot vooruitbetaling van de huurpenningen is opgenomen en zij door deze niet na te komen (telkens) in verzuim is geraakt.
4.5 Het vonnis van het GEA dient te worden vernietigd voor zover daarin de gevorderde voorzieningen zijn geweigerd en deze dienen (voor wat betreft de veroordeling tot betaling: gedeeltelijk) alsnog te worden gegeven. De huurster dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder in hoger beroep. In het gegeven dat het GEA bij zijn vonnis van 27 maart 2008 de voorziening terecht heeft geweigerd, vindt het Hof grond om de veroordeling van de verhuurder in de proceskosten van de huurster door het GEA in stand te laten.
De beslissing
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de gevorderde voorzieningen zijn geweigerd en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de huurster om binnen 10 dagen na de betekening van dit vonnis de onroerende zaak (woning en erf) plaatselijk bekend als Kaya [adres], met alle personen en zaken die zich daarin en daarop van harentwege bevinden, te ontruimen en ontruimd te houden en onder overhandiging van de sleutels ter vrije beschikking van de verhuurder te stellen, met machtiging aan de verhuurder om die ontruiming, voor zover de huurster met de voldoening aan de veroordeling in gebreke mocht blijven, desnoods zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
veroordeelt de huurster om aan de verhuurder te betalen NAF. 15.000,- ter zake van achterstallige huur berekend tot en met januari 2009, te vermeerderen met NAF. 1.500,- voor elke maand of gedeelte daarvan tussen 1 februari 2009 en de datum van feitelijke ontruiming en te vermeerderen met de wettelijke rente over NAF. 1.500,- vanaf 1 april 2008, over NAF. 3.000,- vanaf 1 mei 2008 en over het volgende meervoud van NAF. 1.500,- telkens vanaf de eerste van elke volgende maand, telkens tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt de huurster in de aan de zijde van de verhuurder in hoger beroep gemaakte proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op NAF. 267,13 aan verschotten, NAF. 900,- aan griffierecht en NAF. 3.600,- aan salaris gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, E.P. van Unen en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao op 27 januari 2009.