ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH2944

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
13 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1491/05-H-296/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade automonteur door onveilige werkomstandigheden

In deze zaak staat de aansprakelijkheid van de werkgever, Ultimate Automobiles N.V., centraal voor de schade die een automonteur heeft opgelopen tijdens zijn werkzaamheden. De automonteur, die in dienst was van de werkgever, heeft knieletsel opgelopen toen zijn voet van de pedaal van een versnellingsbakkrik afschoot. Hij stelt dat dit te wijten is aan het ontbreken van profiel op zijn veiligheidsschoenen en de vervuiling van de pedaal met olieachtig vuil. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba oordeelt dat de werkgever verantwoordelijk is voor het creëren van veilige arbeidsomstandigheden en dat hij moet bewijzen dat hij aan deze verplichtingen heeft voldaan. De werkgever heeft enkel geld verstrekt voor nieuwe schoenen, maar het Hof oordeelt dat dit niet voldoende is. De werkgever moet ook aantonen dat de krikpedaal schoon en droog was tijdens het gebruik en dat er schoonmaakmateriaal beschikbaar was. Het Hof heeft een comparitie gelast om meer informatie te verkrijgen over de werkplek en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. De uitspraak van het Hof benadrukt de verplichtingen van werkgevers om te zorgen voor veilige werkomstandigheden en de noodzaak om te bewijzen dat aan deze verplichtingen is voldaan.

Uitspraak

UITSPRAAK: 13 januari 2009
ZAAKNR.: AR 1491/05-H-296/07
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap ULTIMATE AUTOMOBILES N.V.,
gevestigd op Curaçao,
voorheen gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. G.A. Pieter,
tegen
[werknemer],
wonend op Curaçao,
voorheen eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.
Appellante wordt hierna UA genoemd, geïntimeerde [werknemer].
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd verwijst het Hof naar het in deze zaak door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: het GEA), op 26 maart 2007 gewezen vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
UA is van dit vonnis in hoger beroep gekomen door indiening op 7 mei 2007 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 18 juni 2007 ingediende memorie van grieven heeft zij 8 grieven aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en, opnieuw rechtdoende, tot afwijzing van de vordering van [werknemer] met veroordeling van hem in de kosten van de procedure in beide instanties.
[werknemer] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
Partijen hebben vervolgens pleitaantekeningen overgelegd, waarna vonnis is gevraagd. De uitspraak daarvan is nader bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
UA is tijdig van het door haar bestreden vonnis in beroep gekomen zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de ingediende grieven verwijst het Hof naar de memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1 De grieven leggen het geding in volle omvang voor en zullen niet afzonderlijk worden besproken.
4.2 [werknemer] legt aan zijn op art. 7A:1614xBW gebaseerde vordering het volgende ten grondslag.
Op 15 juli 2003 heeft hij als automonteur in dienst van UA gebruikt gemaakt van een versnellingsbakkrik. Bij dit gebruik is zijn voet van de pedaal van de stilstaande krik afgeschoten en is de pedaal van die krik tegen zijn knie gekomen waardoor knieletsel is ontstaan. [werknemer] wijt het feit dat zijn voet van de pedaal is afgeschoten, aan de omstandigheid dat zijn door UA in januari 2002 aan hem ter beschikking gestelde veiligheidsschoenen door slijtage geen profiel meer hadden, gecombineerd met de omstandigheid dat de veiligheidsribbels op de pedaal waren dicht geslibd met olieachtig vuil.
4.3 UA stelt dat zij jaarlijks geld geeft voor nieuw schoeisel zodat het óf niet waar is dat de schoenen geen profiel meer hadden óf dat [werknemer] het aan hem voor nieuwe schoenen gegeven geld daar niet voor heeft gebruikt. Zij ontkent verder dat de veiligheidsribbels op de pedaal waren dichtgeslibd met olieachtig vuil.
4.4 Partijen lijken ervan uit te gaan dat het ongeval óf niet zou zijn geschied als de schoenen van [werknemer] voldoende profiel hadden gehad en/of de veiligheidsribbels op de pedaal niet waren dicht geslibd met olieachtig vuil, óf dat in zo’n geval UA niet aansprakelijk is wegens, kennelijk, overmacht, zodat het Hof daar ook van uitgaat. Het Hof gaat daar mede van uit omdat het recht geen algemene verplichting voor werkgevers kent om machines als de onderhavige krik zodanig in te richten dat er geen ongeval kan plaatsvinden. Een dergelijke absolute waarborg is niet te lezen in art. 7A:1614x BW (vergelijk ook HR, 27 april 2007, NJ 2008, 462). UA dient wel die maatregelen te nemen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
4.5.1 De hiervoor onder 4.4 genoemde door de werkgever te nemen maatregelen leggen in dit geval, waar wordt gewerkt in een garage, een bedrijf waar olie wordt gebruikt en, waarschijnlijk, gemorst, aan UA de verplichting op om ervoor te zorgen dat de werknemer schoenen met profiel heeft en gebruikt, en om ervoor te zorgen dat de werknemer weet dat hij alleen met een schone en droge krikpedaal mag werken terwijl UA verder voor dat schoon- en droogmaken ook makkelijk bereikbaar materiaal als bijvoorbeeld papierrollen heeft staan, dan wel dat UA ervoor zorgt dat deze pedaalkrik schoon en droog is telkens als deze wordt gebruikt.
4.5.2 Wat de schoenen betreft stelt UA zich op het standpunt dat zij aan haar verplichting om voor goed schoeisel te zorgen heeft voldaan indien zij jaarlijks geld aan haar werknemers verstrekt om schoeisel te kopen. Dat standpunt wordt door het Hof niet onderschreven omdat in zo’n geval de keus aan de werknemer wordt gelaten op welke wijze hij dit geld zal besteden en de werkgever er niet zonder meer van mag uitgaan dat de keus zal vallen op veiligheidsschoeisel voor de werkplek. Dit betekent dat UA dus in beginsel zal dienen te bewijzen dat [werknemer] ten tijde van het ongeval beschikte over werkschoenen met voldoende profiel.
4.5.3 Wat de krikpedaal betreft brengt art. 7A:1614x BW met zich, zoals hiervoor reeds geoordeeld, dat de werkgever, dus UA, ervoor moet zorgen dat deze schoon en droog is bij gebruik zodat zij in beginsel dient te bewijzen dat zij aan deze verplichting heeft voldaan.
UA heeft tevens aan haar verplichting uit art. 7A:1614x BW voldaan indien komt vast te staan dat voor dat schoon- en droogmaken ook makkelijk bereikbaar materiaal als bijvoorbeeld papierrollen, beschikbaar is terwijl de werknemers weten dat zij alleen met een schone en droge krikpedaal mogen werken. Het hof merkt hierbij nog op dat de aard en inhoud van het werk van automonteur waarschijnlijk met zich brengt dat door vet, olie en benzine, de krikpedaal meermalen per dag gereinigd zal moeten worden.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag of werknemers weten dat zij alleen met een schone en droge krikpedaal mogen werken en evenmin over de vraag of voor dat schoon- en droogmaken ook makkelijk bereikbaar materiaal als bijvoorbeeld papierrollen, beschikbaar is en evenmin staat vast dat de krikpedaal meermalen per dag schoon en droog gemaakt moet worden.
Het antwoord op de eerste vraag is in dit geval niet nodig omdat voldoende vast staat dat [werknemer] een ervaren monteur is die dus geacht wordt te weten dat hij met een droge en schone krikpedaal moet werken.
Het komt het Hof geraden voor om voor het antwoord op de tweede vraag een comparitie van partijen te gelasten. Die zal tevens worden gebruikt om inlichtingen te verkrijgen over de mate waarin die krik wordt gebruikt, de vraag of [werknemer] de bewuste schoenen (in dezelfde staat) nog in bezit heeft en tot welke conclusie een negatief antwoord op die vraag moet leiden (omdat er dan mogelijk sprake is van door [werknemer] veroorzaakte bewijsnood aan de zijde van UA), en over de vraag tot hoelang [werknemer] bij UA heeft gewerkt, op welke wijze hij na het ongeluk nog bij UA heeft gewerkt en wat hij na zijn vertrek bij UA allemaal heeft gedaan en hoe het thans met zijn knie is. Een en ander is mede van belang omdat UA bij pleidooi in hoger beroep heeft aangevoerd dat [werknemer] thans een goedlopende eigen garage drijft. Tijdens de comparitie kan ook worden gesproken over een mogelijke schikking.
4.6 Het Hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
BESLISSING:
Het Hof:
alvorens verder te beslissen:
gelast een comparitie van partijen teneinde inlichtingen te verkrijgen over hetgeen hier voor onder 4.5.3 is opgemerkt en een regeling te beproeven;
beveelt partijen om in persoon, dan wel door middel van een voldoende gevolmachtigde gemachtigde te verschijnen voor mr. J.R. Sijmonsma, lid van dit Hof in een zaal van “Het Stadhuis” op Curaçao en wel op maandag, 02 februari 2009, te 13.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, E.P. van Unen en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 13 januari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.