ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH2661

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
13 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 19/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 13 januari 2009 uitspraak gedaan in een vordering tot herroeping. De verzoeker, wonende in Nederland, had de vordering ingesteld tegen de commanditaire vennootschap South Development C.V., gevestigd op Curaçao. De verzoeker stelde dat een getuige zich valselijk voordeed als zijn broer, maar het Hof oordeelde dat de getuige correct had getekend en dat de verzoeker al eerder op de hoogte was van de identiteit van de getuige. Het Hof concludeerde dat de verzoeker geacht moest worden bekend te zijn met de aangevoerde grond voor herroeping, waardoor de vordering niet kon worden toegewezen. De procedure begon met een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, dat de vorderingen van de verzoeker in eerste instantie had afgewezen. Het Hof bevestigde dit eerdere vonnis in hoger beroep. De verzoeker had in 2008 een verzoekschrift ingediend om het eerdere vonnis te herroepen, maar het Hof oordeelde dat de vordering tot herroeping te laat was ingediend en dat er geen sprake was van bedrog. De verzoeker werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

Registratienummer: HAR 19/08
Uitspraak: 13 januari 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Nederland,
verzoeker,
gemachtigden: mrs. W.E. Fortin en A.C. Small,
- tegen -
de commanditaire vennootschap
SOUTH DEVELOPMENT C.V.,
gevestigd op Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.A. de Baar.
Partijen worden hierna "[verzoeker]" en "South Development" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij vonnis van 1 september 2003, registratienummers AR 567, 1031 en 1409 van 2001 en 136 van 2002, heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: GEA), met vernietiging van eerder tussen partijen bij verstek gewezen vonnissen, de vorderingen van [verzoeker] tegen South Development afgewezen. Op het tegen dit vonnis door [verzoeker] ingestelde hoger beroep heeft het Hof bij vonnis van 26 oktober 2004, registratienummer H 54/04, het bestreden vonnis bevestigd.
1.2 Bij verzoekschrift van 24 april 2008, met producties, heeft [verzoeker] gevorderd dat het Hof het vonnis van 26 oktober 2004 zal herroepen, partijen zal herstellen in de staat waarin zij voor de uitspraak van dat vonnis waren, zal bepalen dat de door [getuige] valselijk afgelegde getuigenverklaring buiten beschouwing wordt gelaten en de vorderingen van [verzoeker] alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3 South Development heeft tegen de vordering een verweerschrift ingediend, met producties. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vordering zal afwijzen, althans South Development in de gelegenheid zal stellen [getuige A.] opnieuw als getuige te doen horen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van het geding.
1.4 De zaak is behandeld op 25 november 2008. Verschenen en gehoord zijn [verzoeker], zijn beide gemachtigden en de gemachtigde van South Development. South Development heeft van tevoren nog een productie toegezonden. Aan beide zijden zijn pleitnotities overgelegd. Ook heeft [verzoeker] in persoon een geschrift overgelegd. Vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 In de procedure die tot het bestreden vonnis heeft geleid is in eerste aanleg op 9 mei 2003 een getuige gehoord die op het voorblad van het proces-verbaal van het getuigenverhoor is aangeduid als [getuige E.]. [verzoeker] heeft gesteld dat dit in werkelijkheid [getuige A.] was en dat die zich valselijk voordeed als [getuige E]. Ook South Development heeft gesteld dat de gehoorde getuige in werkelijkheid [getuige A.] was, maar zij heeft betwist dat de getuige zich als [getuige E.] heeft voorgedaan.
2.2 Blijkens door [verzoeker] overgelegde stukken van het Handelsregister is op 18 februari 2003 [getuige A.] uitgeschreven als bestuurder van Grupo Roncajolo N.V., met gelijktijdige inschrijving van [getuige E.] als zodanig. Grupo Roncajolo N.V. was de beherend vennoot van South Development.
De getuige heeft op 9 mei 2003 verklaard:
"Ik had indertijd de leiding over South Development. Door problemen ben ik later afgetreden en is mijn broer benoemd."
De getuige heeft de verklaring ondertekend met "[getuige A.]". De handtekening komt overeen met (andere) handtekeningen van [getuige A.].
Deze verklaring en ondertekening maken niet alleen aannemelijk dat de getuige in werkelijkheid [getuige A.] was, maar ook dat hij niet beoogde dit te verhullen.
In zoverre is niet aannemelijk dat er sprake is geweest van bedrog.
2.3 Het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 9 mei 2003 is in de loop van de procedure aan (de gemachtigde van) [verzoeker] ter beschikking gesteld, zodat [verzoeker] geacht moet worden bekend te zijn geweest met de aanduiding op het voorblad. Blijkens het verdere verloop van het geding is [verzoeker] niet in de veronderstelling geweest dat iemand anders was gehoord dan degene over wie de getuigen [getuige 1 en getuige 2] hadden verklaard. [verzoeker] wist dat die persoon [getuige A.] heette.
Daarom moet [verzoeker] geacht worden reeds zo lang bekend te zijn met de aangevoerde grond dat daarop geen vordering tot herroeping meer kan worden gebaseerd.
2.4 Bij de bewijswaardering ging ook de rechter met juistheid ervan uit dat de gehoorde getuige degene was over wie [getuige 1 en 2] als getuige hadden verklaard. Indien er dus al sprake zou zijn geweest van bedrog, berust het vonnis daar niet op.
2.5 In een e-mailbericht van 8 december 2007 stelt [verzoeker] dat South Development al jaren niet meer bestaat. Het verzoekschrift is meer dan drie maanden na verzending van dit bericht ingediend. Voorzover de gestelde non-existentie van South Development als afzonderlijke grond voor herroeping is bedoeld, is de vordering dus te laat ingesteld, wat er verder zij van het belang dat [verzoeker] mogelijk heeft bij herroeping van een vonnis dat strekt tot afwijzing van zijn vorderingen tegen een volgens hem niet-bestaande partij.
2.6 De vordering tot herroeping dient te worden afgewezen. [verzoeker] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING:
Het Hof:
wijst de vordering tot herroeping af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van South Development gevallen en tot op heden begroot op NAF. 10.000,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis, voorzover het voornoemde proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J. de Boer en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 13 januari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.