ECLI:NL:OGHNAA:2008:BL2938
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Raadkamer
- H.L. Wattel
- M.T. Paulides
- W.P. Scheltema
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige hechtenis na veroordeling tot gevangenisstraf
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 8 oktober 2008 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker tot opheffing van de voorlopige hechtenis. De verzoeker was eerder door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, op 10 september 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De officier van justitie had tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend, waarover nog niet was beslist. De verzoeker, geboren in 1987 en thans gedetineerd op Curaçao, heeft op 3 oktober 2008 een verzoekschrift ingediend om zijn voorlopige hechtenis op te heffen, dat op 7 oktober 2008 in raadkamer is behandeld. Tijdens deze zitting waren de verzoeker, zijn raadsman mr. M.C. Vaders, en de fungerend procureur-generaal mr. A.C. van der Schans aanwezig.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er nog steeds ernstige bezwaren tegen de verzoeker bestaan met betrekking tot de feiten die hem ten laste zijn gelegd. De kernvraag was of de situatie zoals bedoeld in artikel 108, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zich voordeed, waarbij de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf de duur van de voorlopige hechtenis overschrijdt. Het Hof concludeerde dat deze situatie zich inderdaad voordeed, aangezien de verzoeker op 6 januari 2008 in verzekering was gesteld en inmiddels langer dan negen maanden gedetineerd was, wat hem recht gaf op voorwaardelijke invrijheidstelling.
Daarom heeft het Hof besloten om de voorlopige hechtenis op te heffen, met de overweging dat de wetgever heeft beoogd te voorkomen dat iemand langer in voorlopige hechtenis wordt gehouden dan de feitelijke duur van de opgelegde straf. De beschikking is gegeven door de rechters H.L. Wattel, M.T. Paulides en W.P. Scheltema, waarbij mr. W.P. Scheltema buiten staat was om de beschikking te ondertekenen.