HLAR 78/08 VV
Datum uitspraak: 18 december 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak van de voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 85 van de Landsverordening administratieve rechtspraak) hangende het hoger beroep van:
[Verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 14 oktober 2008 in het geding tussen:
het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao.
Bij beschikking van 15 april 2008 heeft het bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao (hierna: het bestuurscollege) aan de naamloze vennootschap Adelisia Resort N.V. (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een appartementencomplex te Brakkeput Abou kavels 73 t/m 76, 80 en 81 op Curaçao (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 14 oktober 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het door verzoekers [hierna: verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij het Hof ingekomen op 20 november 2008, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 december 2008, waar [verzoekers] in persoon en het bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. A.M. Getrouw en N. Martines, beiden ambtenaar in dienst van het Eilandgebied, zijn verschenen. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. L.M. Virginia, advocaat, gehoord.
2.1. Het verzoek strekt tot schorsing van de bij de beschikking van 15 april 2008 verleende bouwvergunning. Aan dat verzoek is ten grondslag gelegd dat met de bouwwerkzaamheden is aangevangen en voorkomen dient te worden dat onevenredige en onherstelbare gevolgen zullen intreden, hangende de behandeling van het door verzoekers ingestelde hoger beroep.
2.2. Ingevolge artikel 22 van de Bouw- en Woningverordening 1935 van het Eilandgebied Curaçao, voor zover thans van belang, kan een beslissing tot het verlenen of weigeren van een bouwvergunning slechts gegrond zijn op een of meer van de volgende omstandigheden:
1. t/m 7. (…)
8. Dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan (…).
Ingevolge het door de eilandsraad van het Eilandgebied Curaçao op 25 augustus 1995 vastgestelde Eilandelijk Ontwikkelingplan Curaçao (hierna: EOP) rust op het perceel de bestemming "Stedelijk woongebied"
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van het EOP, voor zover thans van belang, is het bestuurscollege bevoegd naar aanleiding van een bouwaanvraag nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a. (…)
b. de horizontale en verticale afmetingen van een bouwwerk met de erbij behorende voorzieningen.
c. t/m h. (…)
Volgens artikel 4, eerste lid, van het op 29 mei 2001 door het bestuurscollege met betrekking tot het betrokken gebied op de voet van voormeld artikel 15, eerste lid, van het EOP vastgestelde "Verkavelingsplan Brakkeput Abou Fase I" (hierna: het schetsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Volgens het derde lid, aanhef en onder a, is het toegelaten woningtype de vrijstaande woning.
Volgens artikel 9, eerste lid, is het bestuurscollege bevoegd vrijstelling te verlenen voor het bouwen van flats, met dien verstande dat, voor zover thans van belang:
a. per woning in de flat tenminste een oppervlakte van 200 m² van de betreffende kavel beschikbaar moet zijn;
b. per woning in de flat ten hoogste 35% van de onder a bedoelde gronden mag worden bebouwd, met dien verstande dat de toelaatbare oppervlakte per woning 70 m² bedraagt.
In artikel 1 is een flat gedefinieerd als een gebouw, op één bouwperceel, dat uit twee of meer boven en/of aan elkaar gebouwde woningen en/of appartementen bestaat.
Volgens artikel 2, onder b, geldt bij toepassing van deze voorschriften dat het grondoppervlak van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken.
2.3. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een appartementencomplex. Niet in geschil is dat bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd ter realisering daarvan.
2.4. [Verzoekers] klagen in hoger beroep onder meer dat het Gerecht heeft miskend dat ten onrechte vergunning is verleend voor het oprichten van een appartementencomplex, bestaande uit 18 appartementen, nu uit de bij de bouwvergunning behorende bouwtekeningen en andere gegevens – bijvoorbeeld de website van vergunninghoudster – valt af te leiden dat het complex uit 36 appartementen zal bestaan. Voorts heeft het Gerecht volgens hen miskend dat het schetsplan aan verlening van bouwvergunning, zonder het stellen van nadere eisen aan de maatvoering, als het bestuurscollege heeft gedaan, in de weg staat.
2.4.1. Met de vaststelling van het schetsplan heeft het bestuurscollege kennelijk beoogd het bij het stellen van nadere eisen, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het EOP, aan naar aanleiding van aanvragen voor het verlenen van bouwvergunning ten behoeve van bouwplannen in het plangebied "Brakkeput Abou fase 1" te voeren beleid vast te leggen en openbaar te maken. De laatst vermelde klacht van [verzoekers] dient dan ook aldus te worden begrepen, dat het Gerecht heeft miskend dat het bestuurscollege ten onrechte bij het verlenen van de bouwvergunning geen nadere eisen aan de maatvoering van het bouwplan heeft gesteld en aldus ten onrechte in afwijking van dit door hem gepubliceerde te voeren beleid heeft beschikt.
2.4.2. Volgens voormeld artikel 4, derde lid, aanhef en onder a, van het schetsplan is het toegelaten woningtype op het perceel de vrijstaande woning. Dat het bestuurscollege bouwvergunning heeft verleend voor het oprichten van een appartementencomplex, bestaande uit flats, als bedoeld in artikel 1 van het schetsplan, impliceert dan ook dat het, als voorzien in artikel 9, eerste lid, van het schetsplan, ervan heeft afgezien als nadere eis te stellen dat vrijstaande woningen worden opgericht. Het heeft dat gedaan, zonder te motiveren waarom dat is gebeurd.
Anders dan het Gerecht heeft overwogen bestaat, gelet op het bepaalde in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van het EOP, naar voorlopig oordeel geen grond voor het oordeel dat het bestuurscollege ter zake van de maatvoering van appartementen geen nadere eisen kon stellen. Blijkens de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen voorziet het bouwplan in het oprichten van 18 flats, elk bestaand uit twee appartementen. Gemeten op de wijze, voorzien in artikel 2, onder b, van het schetsplan, volgens welk voorschrift de porch, die binnen de buitenwerkse gevelvlakken en onder de kap is gelegen, daarbij wordt meegerekend, bedraagt de oppervlakte van de appartementen na uitvoering van de bouwwerkzaamheden in elk geval niet minder dan 93 m². Daarmee gaat het bouwplan de volgens artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van het schetsplan maximaal toelaatbare oppervlakte van 70 m² te boven en zouden terzake in beginsel nadere eisen moeten worden gesteld door het bestuurscollege. Door dat niet te doen heeft het bestuurscollege, in afwijking van het gepubliceerde te voeren beleid, niet overeenkomstig artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van het schetsplan beschikt, zonder daarvoor enige motivering te geven.
Gesteld noch gebleken is verder dat zich zodanig bijzondere omstandigheden voordoen, dat het bestuurscollege in dit geval in verband daarmee van het in het schetsplan gepubliceerde te voeren mocht afwijken.
2.4.3. Onder deze omstandigheden komt de bouwvergunning, nu daarbij geen nadere eisen zijn gesteld ten aanzien van in elk geval de maatvoering volgens artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van het schetsplan, naar voorlopig oordeel reeds om die reden voor vernietiging in aanmerking en zal de aangevallen uitspraak daarom niet worden bevestigd.
2.5. Gelet op het vorenoverwogene, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorziening. Dat brengt mee dat de bouw moet worden stopgezet en niet mag worden hervat, in elk geval totdat het Hof uitspraak zal hebben gedaan in het bodemgeschil. Voor het opleggen aan vergunninghoudster van een dwangsom, te verbeuren indien zij, hoewel de bouwvergunning is geschorst, de bouwwerkzaamheden zou voortzetten of hervatten, als door [verzoekers] verzocht, biedt de wet geen grondslag. Indien de bouw echter zonder de daarvoor vereiste geldige bouwvergunning zou worden voortgezet of hervat, zal het bestuurscollege, naar het ter zitting desgevraagd te kennen heeft gegeven, daartegen handhavend optreden.
2.6. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bij de beschikking van het bestuurscollege van 15 april 2008 verleende bouwvergunning;
II. wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van M.B.C. Martinez, griffier.
w.g. Loeb
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2008
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,