ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH1493
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- N.M. Martinez
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de afwijzing van een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Vreemdelingenzaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de werkgeefster tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling door de minister van Vreemdelingenzaken. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 7 november 2006, waarna de werkgeefster bezwaar maakte. Dit bezwaar werd door de minister ongegrond verklaard op 7 november 2007. De werkgeefster ging hiertegen in beroep bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, maar dit beroep werd op 28 mei 2008 ongegrond verklaard. De werkgeefster heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 20 november 2008 uitspraak deed.
Het Hof overwoog dat bij de beschikking om een vergunning tot verblijf te verlenen of te weigeren, alleen het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken is. De werkgeefster had bezwaar gemaakt uit eigen hoofde en was geen belanghebbende in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Hof oordeelde dat de minister het bezwaar van de werkgeefster ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep gegrond. De beschikking van de minister werd vernietigd en het bezwaar van de werkgeefster werd niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de werkgeefster en werd bepaald dat het land Aruba het griffierecht moest teruggeven.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regels omtrent belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van de minister in het verlenen van vergunningen.