ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH1286
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- N.M. Martinez
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de werkgeefster tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 14 mei 2008 werd gedaan. De werkgeefster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling door de minister van Vreemdelingenzaken. De minister had op 20 april 2007 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de werkgeefster op 22 oktober 2007 ongegrond verklaard. Het Gerecht verklaarde het beroep van de werkgeefster niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Het Hof oordeelt dat de werkgeefster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat de beschikking om een vergunning tot verblijf te verlenen of te weigeren enkel het belang van de vreemdeling betreft. De werkgeefster had niet namens de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar uit eigen hoofde, wat niet in overeenstemming is met de wet. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het beroep van de werkgeefster gegrond. De beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken wordt vernietigd, en het bezwaar van de werkgeefster wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast wordt de minister van Vreemdelingenzaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de werkgeefster, en dient het land Aruba het betaalde griffierecht terug te geven. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 november 2008.