ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH1286

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
273 HLAR 45/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de werkgeefster tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 14 mei 2008 werd gedaan. De werkgeefster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf voor een vreemdeling door de minister van Vreemdelingenzaken. De minister had op 20 april 2007 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de werkgeefster op 22 oktober 2007 ongegrond verklaard. Het Gerecht verklaarde het beroep van de werkgeefster niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Het Hof oordeelt dat de werkgeefster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat de beschikking om een vergunning tot verblijf te verlenen of te weigeren enkel het belang van de vreemdeling betreft. De werkgeefster had niet namens de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar uit eigen hoofde, wat niet in overeenstemming is met de wet. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het beroep van de werkgeefster gegrond. De beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken wordt vernietigd, en het bezwaar van de werkgeefster wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast wordt de minister van Vreemdelingenzaken veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de werkgeefster, en dient het land Aruba het betaalde griffierecht terug te geven. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 november 2008.

Uitspraak

273 HLAR 45/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de werkgeefster], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 mei 2008 in zaak nr. 4115 van 2007 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 20 april 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een aanvraag van appellante (hierna: de werkgeefster) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 22 oktober 2007 heeft de minister het daartegen door de werkgeefster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgeefster ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de werkgeefster bij brief, bij het Hof ingekomen op 25 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2008, waar de werkgeefster, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.J. Coutinho, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.1.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
2.1.2. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2008 in zaak nr. 269 HLAR 41/08), is bij de beschikking om een vergunning tot (tijdelijk) verblijf te verlenen of te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken.
In dit geval heeft de werkgeefster niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde bezwaar tegen de beschikking van 20 april 2007 gemaakt. Zij was echter geen belanghebbende, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar, bij die beschikking en de minister heeft het door haar daartegen gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft dat miskend.
2.2. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. Hetgeen in het hoger beroepschrift is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de werkgeefster ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 22 oktober 2007 vernietigen. Nu de minister het bij hem door de werkgeefster gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 mei 2008 in zaak nr. 4115 van 2007;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 22 oktober 2007, kenmerk DIMAS 1858/2007, gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. verklaart het door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 20 april 2007 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
VII. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [de werkgeefster] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [de werkgeefster] te worden betaald;
VIII. gelast dat het land Aruba aan de werkgeefster het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,