ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH1284

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
271 HLAR 43/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om eervol ontslag van ambtenaar door Beoordelingscommissie

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een verzoek om verlening van eervol ontslag door de Beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding (LvVUT). De appellante, een ambtenaar, had op 29 januari 2007 een aanvraag ingediend voor eervol ontslag, welke door de commissie werd afgewezen. De commissie verklaarde het bezwaar van de appellante ongegrond op 18 september 2007. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba bevestigde deze beslissing op 14 mei 2008. De appellante ging in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat de zaak op 25 september 2008 behandelde.

De appellante betoogde dat het Gerecht had miskend dat haar ontslag pas na de aanvraag was verleend en dat zij ten tijde van de aanvraag voldeed aan de eisen voor eervol ontslag. Het Hof oordeelde echter dat de commissie terecht was uitgegaan van de feiten en omstandigheden ten tijde van de beschikking op het bezwaar. Het Hof benadrukte dat de LvVUT niet bedoeld is om ambtenaren met moverende redenen bijzondere aanspraken te geven bij ontslag. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd door het Hof verworpen, omdat dit niet leidde tot een verplichting voor de commissie om in strijd met de LvVUT aanspraken voor de appellante te creëren.

Uiteindelijk oordeelde het Hof dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

271 HLAR 43/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 mei 2008 in zaak nr. 2642 van 2007 in het geding tussen:
appellante
en
de Beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding, bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 29 januari 2007 heeft de Beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding, bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding (hierna onderscheidenlijk: de commissie en de LvVUT), een aanvraag van [appellante] (hierna: [appellante]) om haar op de voet van die verordening eervol ontslag te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 18 september 2007 heeft de commissie het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij het Gerecht ingekomen op
25 juni 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2008, waar [appellante] in persoon, bijgestaan door mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat, en de commissie, vertegenwoordigd door mr. J.E. Gibson, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de LvVUT, voor zover thans van belang, kunnen ambtenaren gedurende een bij landsbesluit vast te leggen periode van twee maanden een verzoek doen om verlening van eervol ontslag onder gelijktijdige toekenning van in die verordening nader omschreven bijzondere aanspraken.
2.2. [Appellante] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de commissie de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, omdat haar, eerst nadat zij die had ingediend, ontslag is verleend en zij ten tijde van de aanvraag aan alle eisen voor toekenning van de aanspraken voldeed.
2.2.1. Het betoog faalt. Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat de commissie bij de heroverweging in bezwaar van de beschikking van 29 januari 2007 terecht is uitgegaan van de feiten en omstandigheden ten tijde van de op het bezwaar te geven beschikking. Het heeft voorts terecht geen bijzondere omstandigheden aangenomen die nopen tot afwijking van de desbetreffende regel. De zaak die heeft geleid tot de uitspraak van het Hof van 10 mei 2004 in zaak nr. 8 HLAR 21/03, waarnaar [appellante] ter toelichting van haar betoog heeft verwezen, betrof een tussentijdse wijziging van het recht ten nadele van betrokkenen, terwijl het thans gaat om een wijziging van de feiten op initiatief van [appellante]. Voorts is van belang dat de LvVUT niet is bedoeld om aan een ambtenaar die om hem moverende redenen ontslag vraagt met het oog op vervulling van een andere dienstbetrekking bijzondere aanspraken toe te kennen.
2.3. Voor zover [appellante] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de beschikking van 18 september 2007 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, is ook dat tevergeefs, reeds omdat zodanige strijd niet kan leiden tot het aannemen van een verplichting voor de commissie om in strijd met de LvVUT voor [appellante] aanspraken in het leven te roepen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,