270 HLAR 42/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de werkgeefster] en [de vreemdeling], beiden wonend in Aruba,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 mei 2008 in zaak nr. 4037 van 2007 in het geding tussen:
de minister van Vreemdelingenzaken.
Bij beschikking van 24 april 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een aanvraag van [de werkgeefster] (hierna: de werkgeefster) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 19 oktober 2007 heeft de minister het daartegen door de werkgeefster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgeefster en de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de werkgeefster en de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 18 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2008, waar de werkgeefster en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.M. Brown-Harewood, mr. M.D. van Wilgen en mr. A.A. Henriquez, allen werkzaam bij de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.1.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
2.1.2. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 oktober 2008 in zaak nr. 272 HLAR 44/08), is bij de beschikking om een vergunning tot (tijdelijk) verblijf te verlenen of te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken.
In dit geval heeft de werkgeefster niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde bezwaar tegen de beschikking van 24 april 2007 gemaakt. Zij was echter geen belanghebbende, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar, bij die beschikking en de minister heeft het door haar daartegen gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft dat miskend.
2.2. Nu de vreemdeling tegen de beschikking van 24 april 2007 geen bezwaar heeft gemaakt, heeft het Gerecht het door haar ingestelde beroep terecht, zij het op andere gronden, niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Het hoger beroep is, voor zover dat is ingesteld door de vreemdeling, ongegrond en voor het overige gegrond. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het door de werkgeefster ingestelde beroep daarbij niet-ontvankelijk is verklaard en voor het overige te worden bevestigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de werkgeefster ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 19 oktober 2007 vernietigen. Nu de minister het bij hem door de werkgeefster gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.4. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingsfactor van 0,25 toe te passen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld door de vreemdeling, ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld door de werkgeefster, gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 7 mei 2008 in zaak nr. 4037 van 2007, voor zover het door de werkgeefster ingestelde beroep daarbij niet ontvankelijk is verklaard;
IV. bevestigt die uitspraak voor het overige;
V. verklaart het bij het Gerecht in voormelde zaak door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 19 oktober 2007, kenmerk LAR-2848/07, ingestelde beroep gegrond;
VI. vernietigt die beschikking;
VII. verklaart het door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 24 april 2007 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk;
VIII. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
IX. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij [de werkgeefster] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan [de werkgeefster] te worden betaald;
X. gelast dat het land Aruba aan de werkgeefster het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,