ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH0914

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 195/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep met betrekking tot noodweer(exces) en psychische overmacht

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 23 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De verdachte, geboren in 1983 op Curaçao en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. Het Hof bevestigde het vonnis, met uitzondering van de bewijsmiddelen. De verdachte had in eerste aanleg een beroep gedaan op noodweer(exces) en psychische overmacht, maar het Hof oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte had de mogelijkheid om weg te lopen na een duw van het slachtoffer, maar koos ervoor om met een vuurwapen te schieten. Het Hof oordeelde dat de omstandigheden geen rechtvaardiging boden voor het gebruik van geweld. Daarnaast verwierp het Hof het beroep op psychische overmacht, aangezien de verdachte in hoger beroep verklaarde dat hij geen jaloezie voelde en enkel de situatie van de dochter van zijn ex-vriendin wilde aankaarten. Het Hof concludeerde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder psychische druk stond die zijn handelen rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan een beroep op noodweer en psychische overmacht worden gesteld.

Uitspraak

Uitspraak: 23 december 2008
Nummer: H 195/08
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 6 augustus 2008
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1983 op Curaçao,
wonende op Curaçao, thans alhier gedetineerd.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 4 juni 2008 en 23 juli 2008, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van dat in hoger beroep van 4 december 2008.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.C. Vaders naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, zoals deze tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie is gewijzigd, namelijk:………….
Kennelijke schrijffouten in de tenlastelegging worden verbeterd gelezen. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep bevestigen nu het zich daarmee kan verenigen, met uitzondering van de gehanteerde bewijsmiddelen en met dien verstande dat het Hof ten aanzien van de verwerping van het beroep op de strafuitsluitingsgronden noodweer(exces) - waarbij de bespreking van dat verweer tevens onder het kopje “rechtvaardigingsgronden” moet worden gelezen - en psychische overmacht nog het volgende overweegt.
Ter onderbouwing van zijn beroep op noodweer(exces) heeft de verdachte aangevoerd dat het slachtoffer eerst op hem heeft geschoten. Met het GEA acht het Hof dat niet aannemelijk geworden. Voor zover de verdachte de omstandigheid dat het slachtoffer hem een duw heeft gegeven eveneens aan zijn beroep op noodweer(exces) ten grondslag heeft gelegd, overweegt het Hof dat het enkel geven van een duw door het slachtoffer tijdens een woordenwisseling met de verdachte niet tot verdediging zijdens de verdachte noopte. Hij had het erbij kunnen laten en kunnen weglopen. Omstandigheden waaruit het tegendeel zou kunnen volgen, zijn gesteld noch gebleken. De verdachte is echter niet weggelopen maar hij heeft gericht met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten. Niet aannemelijk is geworden dat dit vuurwapengeweld geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van een noodweersituatie was geen sprake.
Ter onderbouwing van zijn beroep op psychische overmacht heeft de verdachte in eerste aanleg aangevoerd dat er sprake was van een hevige gemoedsbeweging omdat zijn vriendin kennelijk voor een andere man had gekozen en de relatie had verbroken. In hoger beroep daarentegen heeft de verdachte gesteld dat de relatie al enige tijd voorbij was, dat hij daarmee geen moeite had, dat hij geen jaloezie koesterde ten opzichte van het slachtoffer, dat dit zeker niet de eerste keer was dat een relatie tussen hem en een vriendin verbroken was en dat hij daar niet emotioneel onder was en dat hij niet met zijn ex-vriendin wilde gaan praten over de verbroken relatie maar haar alleen maar wilde aanspreken op het feit dat zij haar 10-jarige dochter alleen had thuisgelaten. Daarmee is de grond aan het gevoerde verweer ontvallen. Van andere redenen om psychische overmacht aan de zijde van de verdachte aan te nemen, is niet gebleken. Het beroep op psychische overmacht is, zij het op andere gronden, terecht verworpen.
De bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP
Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen van 6 augustus 2008, behoudens de gehanteerde bewijsmiddelen en met verbetering van gronden.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Lock, voorzitter en mrs. J. de Boer en E.P. van Unen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 23 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.