ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH0738

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 72/02 - H 124/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder van een vennootschap voor onrechtmatige beslaglegging door een aan de vennootschap gelieerde entiteit

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 12 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, Philipsburg Properties N.V., had een vordering ingesteld tegen verschillende partijen, waaronder een maatschap en een stichting, in verband met schade die zij zou hebben geleden door onrechtmatige beslaglegging door Dynamo Trust. De kern van de zaak draaide om de vraag of de maatschap als gedaagde kon optreden en of de bestuurder van Dynamo Trust aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade die voortvloeide uit de beslaglegging.

Het Hof oordeelde dat een maatschap niet als verwerende of eisende partij kan optreden, maar dat rechtsvorderingen tegen de gezamenlijke vennoten mogelijk zijn. Het Hof concludeerde dat de bestuurder van Dynamo Trust aansprakelijk kon worden gehouden, omdat hij geen pogingen had ondernomen om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. De bestuurder werd als onwillig beschouwd, wat leidde tot zijn aansprakelijkheid voor de schade die Dynamo Trust had geleden.

De vorderingen van Philipsburg Properties tegen de andere geïntimeerden werden echter afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze partijen onrechtmatig hadden gehandeld of dat er sprake was van misbruik van identiteitsverschil. Het Hof bevestigde dat de aansprakelijkheid van de bestuurder van Dynamo Trust voortvloeide uit zijn nalatigheid om de vennootschap in staat te stellen aan haar verplichtingen te voldoen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de juridische implicaties van onrechtmatige handelingen door aan hen gelieerde entiteiten.

Uitspraak

Registratienummer: AR 72/02 - H 124/07
Uitspraak: 12 december 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
PHILIPSBURG PROPERTIES N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.J. Essed,
- tegen -
1. de maatschap [naam maatschap],
gevestigd op Sint Maarten,
gemachtigde: mr. M. Hofman,
2. de stichting ROMANA
gevestigd op Sint Maarten,
gemachtigde: mr. M. Hofman,
3. [geïntimeerde sub 3],
wonende in Nederland,
gemachtigde: mr. R.G.R. Bergman,
4. [geïntimeerde sub 4],
wonende op Sint Maarten,
gemachtigde: mr. M. Hofman,
5. [geïntimeerde sub 5],
wonende op Curaçao,
gemachtigde: mr. R.E. Duncan,
oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden.
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid: appellante als “Philipsburg Properties”, geïntimeerde sub 1 als “[kantoor]”, geïntimeerde sub 2 als “de Stichting”, geïntimeerde sub 3 als “[geïntimeerde sub 3]”, geïntimeerde sub 4 als “[geïntimeerde sub 4]” en geïntimeerde sub 5 als “[geïntimeerde sub 5]”. Geïntimeerden gezamenlijk zullen worden aangeduid als “[gezamenlijke geïntimeerden]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 1 juni 2004, 22 februari 2005 en 28 maart 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 Philipsburg Properties is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 28 maart 2006 door op 27 april 2006 een akte van appel in te dienen. Bij op 29 mei 2006 ingediende memorie van grieven heeft Philipsburg Properties acht grieven aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Philipsburg Properties alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [gezamenlijke geïntimeerden] in de proceskosten van beide instanties.
1.3 De Stichting, [geïntimeerde sub 4], [geïntimeerde sub 3] (mede in gestelde hoedanigheid van maat van [kantoor]) en [geïntimeerde sub 5] hebben ieder bij afzonderlijke memorie van antwoord het hoger beroep bestreden. De conclusie van ieder van hen strekt ertoe dat het bestreden vonnis wordt bevestigd, met veroordeling van Philipsburg Properties in de kosten van het hoger beroep. [kantoor] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4 Op de (nader) voor pleidooi bepaalde dag hebben de gemachtigden van Philipsburg Properties, de Stichting, [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 3] pleitnotities overgelegd. [kantoor] en [geïntimeerde sub 5] hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.5 Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.
2. De beoordeling
De ontvankelijkheid van de vorderingen jegens het [kantoor]
2.1 Philipsburg Properties heeft in het inleidend verzoekschrift de maatschap die handelt onder de naam [geïntimeerde sub 4] [geïntimeerde sub 5] [geïntimeerde sub 3] & Snow ([kantoor]) als gedaagde partij opgevoerd. Een maatschap kan niet als verwerende of eisende partij in een procedure optreden. Wel kan, indien ten laste van een maatschap - beter gezegd: ten laste van de gezamenlijke vennoten van die maatschap - een rechtsvordering wordt ingesteld, in het inleidend verzoekschrift de naam van die maatschap worden vermeld in plaats van de namen van de afzonderlijke vennoten.
2.2 Wil de vordering jegens (de vennoten van) [kantoor] ontvankelijk zijn, dan zal moeten vaststaan dat deze maatschap bestaat. Zowel [geïntimeerde sub 4] als [geïntimeerde sub 5] hebben erkend dat zij deel hebben uitgemaakt van een maatschap onder de naam [geïntimeerde sub 4] [geïntimeerde sub 5] [geïntimeerde sub 3] & Snow (hierna: GKHS) maar zij hebben gesteld dat zij per 1 januari 1995 uit de maatschap zijn getreden ([geïntimeerde sub 5]) of dat de maatschap inmiddels is ontbonden ([geïntimeerde sub 4]). Ook [geïntimeerde sub 3] heeft gesteld dat de maatschap, zij het dat hij daarvoor een andere naam hanteert, (per medio 1995) is ontbonden en dat [geïntimeerde sub 4] zich vervolgens bediende van de naam GKHS. Daarna zouden andere, wisselende vormen van samenwerking tussen (een vennootschap van) [geïntimeerde sub 4] en (vennootschappen van) Zwanikken en Snow zijn ontstaan. Zowel [geïntimeerde sub 5] als [geïntimeerde sub 3] geven aan dat hun naam uitsluitend op verzoek van [geïntimeerde sub 4] aan het kantoor verbonden is maar dat zij ten tijde van het in geding zijnde gestelde onrechtmatig handelen noch ten tijde van het aanhangig zijn van de onderhavige procedure vennoot waren van de in het geding betrokken (vermeende) maatschap.
2.3 Dat de maatschap zoals deze tot 1995 bestond, is ontbonden door uittreding van een of meer vennoten, is door Philipsburg Properties onvoldoende gemotiveerd betwist. Ontbinding betekent evenwel nog niet het einde van de maatschap; daarvoor is vereffening vereist. Dat daarvan sprake is geweest, is niet gesteld. Bovendien kan de identiteit van de maatschap blijven bestaan, ook al is de maatschap door uittreding van enkele vennoten ontbonden maar met toetreding van nieuwe vennoten voortgezet. Onbetwist is dat de naam GKHS tot 18 maart 2002 is gehanteerd. Uit het door Philipsburg Properties bij repliek overgelegde – en niet betwiste – briefpapier van [kantoor] d.d. 20 maart 2002 (dat is enkele dagen voordat het inleidend verzoekschrift werd uitgebracht) volgt dat [kantoor] zich op dat moment presenteerde als [geïntimeerde sub 4] Le Poole Rovaart (a professional corporation, formerly: [geïntimeerde sub 4], [geïntimeerde sub 5], [geïntimeerde sub 3] & Snow). Ook dit duidt op voortbestaan van de maatschap, zij het onder een andere naam en na uittreding van vennoten en toetreding van nieuwe vennoten.
2.4 Dat betekent dat de grieven I tot en met IV slagen en dat het Hof, anders dan het GEA, ervan uitgaat dat [kantoor] als maatschap bestaat, zij het inmiddels onder een andere naam en met (deels) andere vennoten. Die laatste omstandigheden staan, los van de vraag welke vennoten thans aansprakelijk kunnen worden gehouden, aan de ontvankelijkheid van de rechtsvordering jegens [kantoor] als maatschap evenwel niet in de weg. Dat [kantoor] niet duidelijk heeft gemaakt wie inmiddels vennoten van de maatschap zijn en dat regelmatig van samenstelling en naam wisselt, kan Philipsburg Properties voor wat de ontvankelijkheid van haar vordering aangaat niet worden tegengeworpen.
2.5 Voor zover bij het bestreden vonnis Philipsburg Properties niet-ontvankelijk is verklaard in haar tegen [kantoor] gerichte vordering, zal het vonnis worden vernietigd.
vorderingen tegen [gezamenlijke geïntimeerden] uit hoofde van vereenzelviging en misbruik van identiteitsverschil
2.6 De schade waarvan Philipsburg Properties in deze procedure vergoeding vordert, betreft de schade die zij stelt geleden te hebben als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging door Dynamo Trust, tot vergoeding van welke schade Dynamo Trust is veroordeeld maar waartoe zij geen verhaal biedt. Philipsburg Properties heeft zich op het standpunt gesteld dat [kantoor], Dynamo Trust en de Stichting dienen te worden vereenzelvigd althans dat [gezamenlijke geïntimeerden] aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad, omdat misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil tussen [kantoor], Dynamo Trust en de Stichting.
2.7 Vooropgesteld moet worden dat in beginsel Dynamo Trust uitsluitend zelf aansprakelijk is voor haar eigen schulden. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden kan er aanleiding bestaan om met haar verbonden andere (rechts)personen aansprakelijk te houden voor haar schulden. Daarvan kan sprake zijn indien degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over Dynamo Trust en met haar verbonden (rechts)personen, misbruik maakt van het identiteitsverschil tussen deze (rechts)personen; hetgeen met zodanig misbruik wordt beoogd, behoort in rechte niet te worden gehonoreerd. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Van vereenzelviging en daarmee het volledig wegdenken van het identiteitsverschil kan slechts sprake zijn onder omstandigheden die zo uitzonderlijk van aard zijn dat vereenzelviging de meest aangewezen vorm van redres is (HR 13 oktober 2000, NJ 2000, 698).
2.8 Uit hetgeen in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gebracht, leidt het Hof af dat Dynamo Trust zich bezig hield met het incasseren van vorderingen voor [kantoor] en dat de geïncasseerde gelden vervolgens werden doorgestort op de rekening van de Stichting. Het verwijt van Philipsburg Properties komt er in de kern op neer dat Dynamo Trust aldus ten behoeve van [kantoor] werd gebruikt terwijl door degenen die over [kantoor], de Stichting en Dynamo Trust zeggenschap hadden, het vermogen van Dynamo Trust bewust op nihil werd gehouden zodat eventuele schuldeisers van Dynamo Trust onbetaald bleven.
2.9 Het staat [kantoor] in beginsel vrij om het incasseren van gelden bij haar debiteuren uit te besteden aan een andere (aan haar gelieerde) rechtspersoon (Dynamo Trust). Dat de aldus te ontvangen gelden niet door Dynamo Trust worden behouden, wekt op zichzelf geen bevreemding; het betreft immers volgens de stellingen van Philipsburg Properties vorderingen van [kantoor]. Dat Dynamo Trust in het kader van haar incasso-activiteiten ten behoeve van [kantoor] een (gestelde) vordering van een van de crediteuren door middel van cessie heeft overgenomen kan, ook indien de opbrengst van de gecedeerde vordering uiteindelijk bedoeld was om schulden van Ashoka N.V. aan [kantoor] te kunnen voldoen, niet als een schijnhandeling worden aangemerkt. De vordering van Ashoka N.V. op Philipsburg Properties is aan Dynamo Trust gecedeerd waartegenover Ashoka N.V. kwijting werd verleend voor haar schulden aan Dynamo Trust en het is ook Dynamo Trust die het beslag heeft gelegd. Voor de conclusie dat sprake is van een versluiering van de werkelijke rechtsverhouding of misbruik van identiteitsverschil door degenen die zeggenschap hadden over het [kantoor], Dynamo Trust en de Stichting, is dit onvoldoende. Dat er anderszins bij de onrechtmatig geoordeelde beslaglegging sprake is geweest van misbruik van identiteitsverschil is evenmin gebleken.
2.10 Gelet hierop bestaat er geen grond voor vereenzelviging van het [kantoor], de Stichting en Dynamo Trust, nog los van de vraag of voor het overige wel is voldaan aan de vereisten daarvoor. Nu de stellingen van Philipsburg Properties niet tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is geweest van misbruik van identiteitsverschil door [gezamenlijke geïntimeerden], is er evenmin aanleiding om [gezamenlijke geïntimeerden] op die grond ex artikel 6:162 BW aansprakelijk te achten voor de schade van Philipsburg Properties.
2.11 Nu de vordering jegens de Stichting uitsluitend op deze gronden was gebaseerd, heeft het GEA deze vordering terecht afgewezen. De daartegen gerichte grief (grief VI) faalt. Philipsburg Properties zal als de jegens de Stichting in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
vordering jegens [kantoor] uit hoofde van werkgeversaansprakelijkheid
2.12 Philipsburg Properties heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslaglegging feitelijk is uitgevoerd door [geïntimeerde sub 3] en Van de Rovaart, beiden als advocaat werkzaam bij [kantoor], en dat [kantoor] als werkgever aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde sub 3] en Van de Rovaart gemaakte fouten.
2.13 Deze stelling gaat niet op. De beslaglegging is gedaan in opdracht en in naam van Dynamo Trust en daarmee ook voor risico van Dynamo Trust. Er bestaat, behoudens bijzondere omstandigheden, in beginsel geen grond om naast de aansprakelijkheid van de beslagleggende partij, ook de advocaat die in opdracht van deze partij feitelijk de rechtsmaatregelen heeft doen treffen, daarvoor jegens de beslagen partij aansprakelijk te achten. Dat Dynamo Trust verbonden was aan het [kantoor] of dat beslag is gelegd voor een vordering die ten tijde van de beslaglegging niet meer bestond, is onvoldoende om van dit beginsel af te wijken. Voor zover Philipsburg Properties bedoeld heeft te stellen dat [geïntimeerde sub 3] en/of Van de Rovaart door de verwevenheid tussen het [kantoor] en Dynamo Trust feitelijk niet als advocaat-gemachtigde maar als medewerker van Dynamo Trust hebben gehandeld, zou dat wellicht wel tot aansprakelijkheid kunnen leiden van Dynamo Trust maar dat is in dit geding niet van belang. De aansprakelijkheid van Dynamo Trust voor de door Philipsburg Properties geleden schade als gevolg van de beslaglegging staat immers reeds als onbestreden vast.
2.14 Uit het voorgaande volgt dat [kantoor] als de werkgever van de advocaat die voor de beslagleggende partij (Dynamo Trust) is opgetreden niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de gevolgen van de beslaglegging voor Philipsburg Properties.
vordering jegens [kantoor] en haar (gestelde) vennoten
2.15 Nu van aansprakelijkheid van [kantoor] gelet op het voorgaande geen sprake is, dienen de vorderingen tegen [kantoor] te worden afgewezen en bestaat er ook geen aanleiding voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 4], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] in hun (gestelde) hoedanigheid van vennoot (maat) zodat de vorderingen in zoverre ook terecht door het GEA zijn afgewezen. Voor zover in het hiernavolgende de vorderingen jegens [geïntimeerde sub 3], [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] worden besproken, betreft dat dus de vorderingen uit andere hoofde dan uit hun aansprakelijkheid als (gestelde) vennoot van [kantoor].
2.16 Philipsburg Properties zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep van [kantoor]. Nu [kantoor] in hoger beroep geen verweer heeft gevoerd, zullen deze kosten worden begroot op nihil.
vordering jegens [geintimeerde sub 3]
2.17 Met haar vijfde grief richt Philipsburg Properties zich tegen de afwijzing door het GEA van haar vorderingen jegens [geïntimeerde sub 3]. Bij de beoordeling van deze grief gaat het Hof uit van de feiten zoals deze door het GEA in het vonnis van 28 maart 2006 onder 4.1 zijn weergegeven aangezien de grief zich daartegen niet richt en het Hof deze feitenvaststelling ook juist voorkomt.
2.18 Zoals het GEA terecht heeft geoordeeld, maakt de enkele omstandigheid dat [geïntimeerde sub 3] betrokken was bij de cessie tussen Ashoka en Dynamo Trust, hem nog niet aansprakelijk voor de schade als gevolg van de op grond van die cessie (onrechtmatig) gelegde beslagen.
2.19 Dat zou anders kunnen zijn indien [geïntimeerde sub 3] als feitelijk leidinggevende of als opdrachtgever ook feitelijk bij de onrechtmatige beslaglegging betrokken was, zoals Philipsburg Properties heeft gesteld. [geïntimeerde sub 3] heeft evenwel uitdrukkelijk betwist enige zeggenschap te hebben gehad over of invloed te hebben gehad op Dynamo Trust of feitelijk bij de beslaglegging betrokken te zijn geweest. Tegenover deze uitdrukkelijke betwisting had het op de weg van Philipsburg Properties gelegen haar stelling dat [geïntimeerde sub 3], al dan niet als feitelijk leidinggevende, bij de beslaglegging namens Dynamo Trust is opgetreden nader feitelijk te adstrueren. Philipsburg Properties heeft in dit verband verwezen naar de eigen stellingen van [geïntimeerde sub 3] aangaande werkzaamheden die hij voor Dynamo Trust placht te verrichten, maar dat is onvoldoende. Deze werkzaamheden, hoewel vergaand en veelomvattend, rechtvaardigen niet de conclusie dat [geïntimeerde sub 3] feitelijk leidinggevende (“als ware hij bestuurder”) was en tonen evenmin aan dat [geïntimeerde sub 3] feitelijk bij de beslaglegging betrokken was. Zijn stelling dat meerdere advocaten van het [kantoor] voor Dynamo Trust werkzaamheden verrichtten, heeft Philipsburg Properties ook niet weersproken, zodat dit vast staat. Voor het overige heeft Philipsburg Properties - in de procedure tegen [geïntimeerde sub 3] - geen feitelijke onderbouwing gegeven voor haar stelling dat [geïntimeerde sub 3] bij de beslaglegging de facto namens Dynamo Trust is opgetreden. De verwijzing in de memorie van grieven naar de bij pleidooi door [geïntimeerde sub 3] overgelegde brief van 7 augustus 2001, kan daaraan evenmin bijdragen aangezien in deze brief niet wordt gerept over de beslaglegging maar slechts - voor zover relevant - over een instructie die [geïntimeerde sub 3] aan een andere advocaat gegeven zou hebben ten aanzien van een te voeren verweer. Nu het bewijsaanbod kennelijk op deze brief is gebaseerd, zal dat als niet ter zake doende worden gepasseerd. De stelling bij pleidooi in hoger beroep dat Van de Rovaart verklaard zou hebben dat hij in opdracht van [geïntimeerde sub 3] handelde, mist eveneens feitelijke ondersteuning; het Hof heeft een dergelijke verklaring niet in het dossier van de zaak tussen Philipsburg Properties en [geïntimeerde sub 3] aangetroffen.
2.20 Daar komt bij dat, zelfs indien Philipsburg Properties voldoende gesteld zou hebben om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat [geïntimeerde sub 3] feitelijk bij de (opdracht tot) beslaglegging was betrokken, van onrechtmatig handelen door [geïntimeerde sub 3] eerst sprake zou kunnen zijn indien hem in voldoende mate een verwijt kan worden gemaakt dat Philipsburg Properties voor de schade als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging geen verhaal meer heeft op Dynamo Trust. De in dit verband relevante stellingen van Philipsburg Properties dat [geïntimeerde sub 3] ten tijde van de beslagleggingen wist dat Dynamo geen vorderingsrecht meer had en dat Dynamo zelf geen verhaal zou bieden indien door de beslaglegging schade zou worden toegebracht aan Philipsburg Properties, heeft [geïntimeerde sub 3] uitdrukkelijk betwist. Ook deze stellingen heeft Philipsburg Properties vervolgens onvoldoende feitelijk onderbouwd.
2.21 Gelet op het voorgaande is door Philipsburg Properties onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat [geïntimeerde sub 3] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. De vorderingen jegens [geïntimeerde sub 3] zijn door het GEA dan ook terecht afgewezen. Grief V faalt.
vordering jegens [geintimeerde sub 4]
2.22 Met haar zesde grief richt Philipsburg Properties zich (mede) tegen het oordeel van het GEA dat [geïntimeerde sub 4] als bestuurder van Dynamo Trust niet aansprakelijk is. Philipsburg Properties heeft zich daarbij onder meer op het standpunt gesteld dat er sprake is van betalingsonwil aan de zijde van [geïntimeerde sub 4] omdat [geïntimeerde sub 4] er bewust voor heeft gezorgd dat Dynamo Trust leeg bleef en aldus geen verhaal bood voor Philipsburg Properties.
2.23 [geïntimeerde sub 4] kan aansprakelijk worden gehouden voor het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen door Dynamo Trust indien de onmacht of nalatigheid van Dynamo Trust om de vorderingen van Philipsburg Properties te voldoen, voortvloeit uit betalingsonwil van [geïntimeerde sub 4]. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien [geïntimeerde sub 4], als degene die de volledige zeggenschap over de vennootschap uitoefent, heeft nagelaten om ervoor te zorgen dat aan Dynamo Trust gelden ter beschikking worden gesteld om aan de betalingsverplichtingen te voldoen.
2.24 Voor de beoordeling of daarvan sprake is, zijn de volgende, niet dan wel - tegenover de gemotiveerde en onder meer met verklaringen van bij [kantoor] (voorheen) werkzame advocaten onderbouwde stellingen van Philipsburg Properties - onvoldoende gemotiveerd betwiste omstandigheden van belang.
a. [geïntimeerde sub 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van Dynamo Trust.
b. Uit het door Philipsburg Properties overgelegde uittreksel uit het handelsregister volgt dat naast [geïntimeerde sub 4] ook [geïntimeerde sub 5] directeur was van Dynamo Trust. [geïntimeerde sub 4] heeft zijn stelling dat hij, [geïntimeerde sub 4], enig directeur van Dynamo Trust is en als enige bevoegd was om namens Dynamo Trust te handelen, niet nader onderbouwd maar het Hof leidt uit zijn, in dit verband door Philipsburg Properties niet betwiste, stellingen terzake af dat [geïntimeerde sub 4] feitelijk de volledige zeggenschap uitoefende over Dynamo.
c. Bestuursleden van de Stichting zijn, zo volgt uit het door Philipsburg Properties overgelegde uittreksel uit het register van de kamer van koophandel, [geïntimeerde sub 4], [geïntimeerde sub 5] en R.E. Duncan.
d. De Stichting houdt zich bezig met het administreren van rekeningen en betalingen van [kantoor]. Vast staat dat in ieder geval [geïntimeerde sub 4] maat is van [kantoor].
e. Dynamo Trust houdt zich onder meer bezig met het collecteren van uitstaande rekeningen van [kantoor].
f. De werkzaamheden voor zowel de Stichting als Dynamo Trust werden verricht door maten en medewerkers van [kantoor].
g. Alle gelden die door Dynamo Trust werden ontvangen, werden gestort op een rekening van de Stichting; [kantoor] en Dynamo Trust hielden zelf geen bankrekeningen aan.
h. Aangezien Dynamo Trust haar verplichtingen jegens Philipsburg Properties niet nakwam, heeft Philipsburg Properties het faillissement van Dynamo Trust aangevraagd. Dit faillissement is afgewend doordat de door Philipsburg Properties opgevoerde steunvordering is voldaan door de Stichting.
i. De cessie, en op grond daarvan gedane (achteraf onrechtmatig geoordeelde) beslaglegging, vond plaats ten behoeve van [kantoor] en werd uitgevoerd door advocaten van [kantoor]. Het enkele feit dat in de akte van cessie de naam van het [kantoor] niet voorkomt is, gelet op de verwevenheid tussen dat kantoor en Dynamo Trust, onvoldoende om tot een andere conclusie te komen.
2.25 Voor het niet betalen van de schadevergoeding door Dynamo Trust heeft [geintimeerde sub 4], behoudens de stelling dat sprake was van betalingsonmacht aan de zijde van Dynamo Trust, geen enkele verklaring gegeven. Tegenover de stelling van Philipsburg Properties dat [geïntimeerde sub 4] crediteuren, waaronder Philipsburg Properties, bewust in de kou laat staan, heeft [geïntimeerde sub 4] niets aangevoerd waaruit volgt dat hij pogingen heeft ondernomen om de betaling van de schuld op een of andere wijze te realiseren. De verwevenheid tussen het [kantoor] en de Stichting met Dynamo Trust, en de betrokkenheid van [kantoor] bij de onrechtmatige beslaglegging, is weliswaar onvoldoende om misbruik van identiteitsverschil aan te nemen maar legde op [geintimeerde sub 4], met (overwegende) zeggenschap binnen deze entiteiten, wel de verplichting om, indien betaling niet rechtstreeks uit het vermogen van Dynamo Trust kon plaatsvinden, pogingen te doen om op andere wijze tot betaling van de schuld van Dynamo Trust aan Philipsburg Properties te komen. Daarbij valt te denken aan het aanwenden of verkrijgen van kredieten of het, al dan niet middels een lening aan Dynamo Trust, voldoen van de vordering door het [kantoor] of de Stichting zoals dat kennelijk ook is gebeurd bij de betaling van de in het kader van de faillissementsaanvraag van Dynamo Trust opgevoerde steunvordering.
2.26 [geïntimeerde sub 4] heeft evenwel op geen enkele wijze aangevoerd ook maar enige poging te hebben ondernomen om de vordering van Philipsburg Properties te voldoen. Het moet er daarom, gelet op voornoemde omstandigheden, voor worden gehouden dat [geïntimeerde sub 4] onwillig is geweest om Dynamo Trust in staat te stellen de schuld aan Philipsburg Properties te voldoen. Als enig aandeelhouder en bestuurder van Dynamo Trust met feitelijke volledige zeggenschap over de vennootschap heeft [geïntimeerde sub 4] daarmee onrechtmatig jegens Philipsburg Properties gehandeld en is hij aansprakelijk voor de schade die Dynamo Trust heeft geleden. Door [geïntimeerde sub 4] is niets gesteld om aan te nemen dat deze schade op een lager bedrag moet worden gesteld dan de schuld die Dynamo Trust aan Philipsburg Properties heeft.
2.27 Dat betekent dat in zoverre het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat de vordering van Philipsburg Properties jegens [geïntimeerde sub 4] alsnog dient te worden toegewezen. De overige door Philipsburg Properties gestelde gronden voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 4] kunnen onbesproken blijven. Nu niet is gebleken dat ten laste van [geïntimeerde sub 4] beslagen zijn gelegd, bestaat er geen aanleiding de vordering tot vanwaardeverklaring van de beslagen toe te wijzen.
2.28 [geïntimeerde sub 4] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Philipsburg Properties in beide instanties.
vordering jegens [geintimeerde sub 5]
2.29 Ten aanzien van de aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 5] als bestuurder van Dynamo Trust is door Philipsburg Properties niet meer gesteld dan dat [geïntimeerde sub 5] bestuurder was. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde sub 5] doorslaggevende zeggenschap binnen de vennootschap had en evenmin dat hem een persoonlijk verwijt treft dat Dynamo Trust de vorderingen van Philipsburg Properties niet heeft voldaan. Het staat onbetwist vast dat [geïntimeerde sub 5] van de cessie en beslaglegging niet afwist en ten tijde van de gewraakte handelingen feitelijk geen enkele bemoeienis meer had met Dynamo Trust en het [kantoor]. Nu het enkele feit dat een bestuurder er niet op toeziet dat de vennootschap haar betalingsverplichtingen nakomt, onvoldoende is voor het aannemen van diens persoonlijke aansprakelijkheid, heeft het GEA de vorderingen jegens [geïntimeerde sub 5] terecht afgewezen.
2.30 Philipsburg Properties zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde sub 5] gevallen.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover Philipsburg Properties daarbij niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering tegen [kantoor] en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Philipsburg Properties jegens [kantoor] af;
vernietigt voorts het vonnis van beroep voor zover tussen Philipsburg Properties en [geïntimeerde sub 4] gewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde sub 4] om aan Philipsburg Properties te voldoen een bedrag van US$ 98.660,45, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van US$ 63.000,00 vanaf 24 januari 2002 en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van US$ 25.265,45 en de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf 25 maart 2002;
veroordeelt [geïntimeerde sub 4] in de proceskosten van beide instanties aan de zijde van Philipsburg Properties gevallen en, voor zover het de procedure tussen Philipsburg Properties en [geïntimeerde sub 4] aangaat, tot op heden begroot op:
- in eerste aanleg: NAF. 1.780,00 aan griffierechten, NAF. 164,50 aan overige verschotten en NAF. 7.650,00 aan gemachtigdensalaris;
- in hoger beroep: NAF. 3.650,00 aan griffierechten, NAF 200,50 aan overige verschotten en NAF. 12.400,00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover [geïntimeerde sub 4] daarbij tot betaling is veroordeeld, met uitzondering van de proceskosten in hoger beroep;
wijst het meer of anders gevorderde af;
bevestigt voor het overige het vonnis waarvan beroep voor zover gewezen tussen Philipsburg Properties enerzijds en de Stichting, [kantoor], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] anderzijds;
veroordeelt Philipsburg Properties in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de Stichting, [kantoor], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 5] gevallen en tot op heden begroot op:
- in de zaak tegen de Stichting: NAF. 221,50 aan verschotten en NAF. 12.400,00 aan gemachtigdensalaris;
- in de zaak tegen [kantoor]: nihil;
- in de zaak tegen [geïntimeerde sub 3]: NAF. 221,50 aan verschotten en NAF. 12.400,00 aan gemachtigdensalaris;
- in de zaak tegen [geïntimeerde sub 5]: NAF. 182,50 aan verschotten en NAF. 12.400,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 12 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.