ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH0562

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 147/08– H. 178/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende verklaring voor reisdocumenten van minderjarige kinderen in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen een vader en een moeder over de afgifte van vervangende reisdocumenten voor hun drie kinderen. De moeder, die met de kinderen naar Nederland was vertrokken, had een vervangende verklaring van de rechter aangevraagd om met de kinderen te kunnen reizen. Echter, zij had verzwegen dat één van de kinderen onder voogdij van de grootmoeder aan vaderszijde stond. Hierdoor was de vervangende verklaring ten onrechte afgegeven voor dit kind. De vader, die in hoger beroep was gegaan, stelde dat hij niet was gehoord in de eerdere procedure en dat de vervangende verklaring voor het kind dat onder voogdij stond, niet had mogen worden afgegeven. Het Hof oordeelde dat de bestreden beschikking voor dit kind moest worden vernietigd, maar bevestigde de afgifte van de vervangende verklaring voor de andere twee kinderen. De vader had ook nieuwe verzoeken ingediend, maar deze werden afgewezen omdat een andere procedure daarvoor vereist was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 12 december 2008.

Uitspraak

Registratienrs. EJ 147/08– H. 178/08
Uitspraak: 12 december 2008
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
[naam vader],
wonende op Sint Maarten,
hierna te noemen: de vader,
oorspronkelijk verweerder, thans appellant,
procederend in persoon,
tegen
[naam moeder],
wonende in Nederland,
hierna te noemen: de moeder,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F. Telgt.
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met zaaknummer EJ 147 van 2008 gegeven en op 2 juni 2008 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. De vader is bij beroepschrift, ingekomen op 13 juni 2008, in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking. Bij faxbrief d.d. 16 juli 2008, met producties, heeft hij het hoger beroep toegelicht en kennelijk geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de moeder zal afwijzen.
1.3. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling op 29 augustus 2008 kon geen doorgang vinden doordat de moeder niet was opgeroepen. Wel heeft de vader ‘pleitaantekeningen’ d.d. 29 augustus 2008, met producties, en een faxbrief d.d. 29 augustus 2008, met producties, ingezonden. In zijn ‘pleitaantekeningen’ verzoekt de vader tevens de moeder te gebieden de kinderen direct terug te brengen naar Sint Maarten, de noodpaspoorten in te leveren bij de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en de kinderen te laten herinschrijven in het bevolkingsregister van Sint Maarten, op straffe van een dwangsom van US$ 500,= voor elke dag of gedeelte van een dag.
1.5. Op 31 oktober 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader, de gemachtigde van de moeder en een broer en zuster van de vader.
1.6. Een heden uit te spreken beschikking is aangezegd.
2. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar de faxbrief d.d. 16 juli 2008 en de ‘pleitaantekeningen’ d.d. 29 augustus 2008.
3. Beoordeling
3.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren. Ten tijde van de bestreden beschikking verbleef één kind in Nederland en de drie andere kinderen op Sint Maarten. Ten aanzien van laatstbedoelde drie kinderen – [naam kind 1], geboren [datum] 2000, [naam kind 2], geboren [datum] 2001 en [naam kind 3], geboren [datum] 2003 – heeft de moeder ter verkrijging van een reisdocument – teneinde met de kinderen naar Nederland te reizen – een vervangende verklaring van de rechter als bedoeld in artikel 34 Paspoortwet verzocht, welk verzoek is ingewilligd. Hiertegen richt zich het hoger beroep van de vader.
3.2. Het Hof zal ervan uitgaan dat de vader belang heeft bij zijn hoger beroep ook al zijn de kinderen inmiddels in Nederland. De bij ‘pleitaantekeningen’ d.d. 29 augustus 2008 gedane nieuwe verzoeken tot teruggeleiding van de kinderen enz. zijn evenwel reeds daarom niet inwilligbaar omdat het hier gaat om een zogenaamde EJ-zaak (een zaak waarin de rechter een beschikking geeft). Een beschikking wordt gegeven in de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit (artikel 429b Rv). Voor de nieuwe verzoeken is een andere procedure voorgeschreven, te weten de gewone AR-procedure (met een hoger griffierecht) die eindigt in een vonnis.
3.3. Artikel 34 Paspoortwet luidt:
1. Bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige wordt een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Indien de minderjarige onder voorlopige voogdij van een voogdij-instelling in Nederland is geplaatst onderscheidenlijk voorlopig is toevertrouwd aan een Voogdijraad in de Nederlandse Antillen of Aruba, wordt evenwel een verklaring van toestemming van de desbetreffende voogdij-instelling dan wel van de desbetreffende Voogdijraad overgelegd.
2. Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen, weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, af te geven, kan deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.
3. Indien een persoon die het gezag uitoefent, de desbetreffende voogdij-instelling of de desbetreffende Voogdijraad een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid weigert, kan deze op verzoek van de minderjarige van zestien jaren of ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.
4. Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening het als gevolg van oorlog, oproer, natuurrampen of daaraan verwante dan wel daarmee samenhangende omstandigheden feitelijk onmogelijk is een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, te verkrijgen van de andere persoon die het gezag uitoefent, kan deze in afwijking van het eerste lid worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.
5. De rechter geeft in de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.
6. Een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, behoeft niet te worden overgelegd bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart door of ten behoeve van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.
3.4. Blijkens de door de vader in hoger beroep overgelegde stukken zijn, bij beschikking van het GEA van 10 februari 2003, de vader en de moeder ten aanzien van [naam kind 1] ontheven van het ouderlijk gezag en is de grootmoeder van vaderszijde [naam grootmoeder] tot voogdes benoemd. Deze omstandigheid – die door de moeder in eerste aanleg verzwegen is, terwijl de vader in eerste aanleg niet is gehoord – maakt dat ten aanzien van dit kind de vervangende verklaring als bedoeld in artikel 34 Paspoortwet ten onrechte door het GEA is gegeven. Ten aanzien van dit kind zal de bestreden beschikking moeten worden vernietigd.
3.5. Voorts beklaagt de vader zich erover dat hij niet is gehoord in eerste aanleg. Zulks kan echter niet tot vernietiging van de bestreden beschikking leiden, aangezien hij in hoger beroep wel is gehoord en in hoger beroep een nieuwe zelfstandige beoordeling van het verzoek plaatsvindt. Overigens had de vader op 29 mei 2008 een algemene machtiging afgegeven aan zijn broer ‘with regard to taking care of my kids’.
3.6. Ten aanzien van de twee andere kinderen is naar het oordeel van het Hof de vervangende verklaring terecht gegeven. Door de vader is ter zitting aangevoerd dat toen hij in de periode 2002-2005 in Nederland verbleef, teneinde voor het daar om medische redenen verblijvende kind te zorgen, de twee andere kinderen waarom het nu gaat bij de moeder verbleven in Aruba. Het ligt in de lijn daarvan dat de moeder, toen zij de vader zou gaan ‘aflossen’ in Nederland in de zorg voor het zieke kind, de andere kinderen wilde meenemen naar Nederland. Voorts stemt het Hof in met het oordeel van het GEA dat de vervangende verklaring een logisch vervolg was op het kort geding vonnis van 30 mei 2008, KG 87/08 (productie bij inleidend verzoekschrift). Ten slotte hebben de broeder en zuster van de vader ter zitting verklaard dat het niet langer verantwoord was dat de kinderen nog langer op Sint Maarten bleven bij de grootmoeder van vaderszijde, die inmiddels 80 jaar oud is.
3.7. Thans is in Nederland een echtscheidingsprocedure gaande, waarbij tevens door de moeder een voorziening is gevraagd ten aanzien van het gezag over de kinderen en (subsidiair) ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De vader is van plan naar Nederland af te reizen opdat hij in die procedure kan worden gehoord. In het kader van die procedure kan ten gronde over de verblijfplaats van de kinderen worden beslist.
3.8. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van [kind 1] de bestreden beschikking zal worden vernietigd, dat deze beschikking voor het overige zal worden bevestigd en dat de overige verzoeken van de vader zullen worden afgewezen.
3.9. Gelet op de aard van de procedure en de aard van de relatie tussen partijen zullen de proceskosten van beide instanties worden gecompenseerd.
4. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking voor zover ten aanzien van [kind 1] een vervangende verklaring als bedoeld in artikel 34 Paspoortwet is gegeven; en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- wijst af het verzoek van de moeder ten aanzien van [kind 1];
- bevestigt de bestreden beschikking voor het overige;
- wijst af het meer of anders in hoger beroep door de vader verzochte;
- compenseert de proceskosten van deze procedure in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, L.J. de Kerpel-van de Poel en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2008 op Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.