261 HLAR 33/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 23 april 2008 in zaak nr. 2671 van 2007 in het geding tussen:
de Beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding, bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding.
Bij beschikking van 7 december 2006 heeft de Beoordelingscommissie vrijwillige uitdiensttreding, bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding (hierna onderscheidenlijk: de commissie en de LvVUT), een aanvraag van [appellant] (hierna: [appellant]) om hem op de voet van die verordening eervol ontslag te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 20 juli 2007 heeft de commissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Gerecht ingekomen op
27 mei 2008, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2008, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door mr. D.G. Kock, advocaat, en de commissie, vertegenwoordigd door mr. J.E. Gibson, advocaat, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de LvVUT, voor zover thans van belang, kunnen ambtenaren gedurende een bij landsbesluit vast te leggen periode van twee maanden een verzoek doen om verlening van eervol ontslag onder gelijktijdige toekenning van in die verordening nader omschreven bijzondere aanspraken.
2.2. [Appellant] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de commissie de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, omdat hem, eerst nadat hij die had ingediend, ontslag is verleend en hij ten tijde van de aanvraag aan alle eisen voor toekenning van de aanspraken voldeed.
2.2.1. Het betoog faalt. Het Gerecht heeft met juistheid overwogen dat de commissie bij de heroverweging in bezwaar van de beschikking van 7 december 2006 terecht is uitgegaan van de feiten en omstandigheden ten tijde van de op het bezwaar te geven beschikking. Het heeft voorts terecht geen bijzondere omstandigheden aangenomen die nopen tot afwijking van de desbetreffende regel. De zaak die heeft geleid tot de uitspraak van het Hof van 10 mei 2004 in zaak nr. 8 HLAR 21/03, waarnaar [appellant] ter toelichting van zijn betoog heeft verwezen, betrof een tussentijdse wijziging van het recht ten nadele van betrokkenen, terwijl het thans gaat om een wijziging van de feiten op initiatief van [appellant]. Voorts is van belang dat de LvVUT niet is bedoeld om aan een ambtenaar die om hem moverende redenen ontslag vraagt met het oog op vervulling van een andere dienstbetrekking bijzondere aanspraken toe te kennen.
2.3. Voor zover [appellant] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de beschikking van 20 juli 2007 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, is ook dat tevergeefs, reeds omdat zodanige strijd niet kan leiden tot het aannemen van een verplichting voor de commissie om in strijd met de LvVUT voor [appellant] aanspraken in het leven te roepen.
2.4. [Appellant] betoogt voorts dat het Gerecht ten onrechte niet op zijn daartoe strekkende verzoek heeft bepaald dat de commissie hem op de voet van artikel 52 van de Landsverordening administratieve rechtspraak een vergoeding betaalt.
2.4.1. Ook dat betoog faalt. Reeds omdat de aangevallen uitspraak niet tot vernietiging van de beschikking van 20 juli 2007 strekt, heeft het Gerecht in het verzoek terecht geen aanleiding gezien om te bepalen dat de commissie een vergoeding aan [appellant] betaalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,