ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH0221

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
241 HLAR 13/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag verlenging vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verleende vergunning tot tijdelijk verblijf. De appellante, wonend op Curaçao, had op 8 juli 2005 een beschikking ontvangen van de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, waarin haar aanvraag werd afgewezen. De termijn voor het indienen van bezwaar tegen deze beschikking eindigde op 19 augustus 2005. Appellante heeft echter pas op 6 oktober 2005 bezwaar gemaakt, wat te laat was. De minister van Justitie verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.

De zaak kwam voor het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, dat op 13 februari 2008 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Hierop heeft appellante hoger beroep ingesteld, dat op 19 september 2008 ter zitting werd behandeld. De minister van Justitie was vertegenwoordigd door een ambtenaar, terwijl appellante werd bijgestaan door twee advocaten.

Het Hof oordeelde dat de minister het bezwaar van appellante ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van het Gerecht werd vernietigd. Het Hof verklaarde het beroep van appellante gegrond en vernietigde de beschikking van 27 april 2007. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellante. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en vastgesteld door de voorzitter en twee leden van het Hof, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

241 HLAR 13/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[apellante], wonend op Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 13 februari 2008 in zaak nr. 2007/60 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 8 juli 2005 heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de gezaghebber) namens de minister van Justitie (hierna: de minister) een aanvraag van appellante (hierna: de vreemdeling) om verlenging van de geldigheidsduur van de aan haar verleende vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen.
Bij beschikking van 27 april 2007 heeft de gezaghebber namens de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en die beschikking gehandhaafd.
Bij uitspraak van 13 februari 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna: het Gerecht) het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 25 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2008, waar de vreemdeling in persoon, vertegenwoordigd door mr. J.J. Oedjaghir en mr. S. Bhulai, beiden advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. I.E.A. Doorstam, werkzaam in dienst van het Ministerie van Justitie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof het volgende.
2.2. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt het bezwaarschrift ingediend binnen zes weken na de dag, waarop de beschikking is gegeven, of geldt als geweigerd.
Ingevolge het tweede lid geldt de dag, waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, als de dag, waarop deze is gegeven.
Ingevolge het derde lid blijft, wanneer het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de bezwaarde aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
2.3. Volgens het hoger-beroepschrift heeft de vreemdeling de beschikking van 8 juli 2005 op die dag ontvangen. Er is geen reden om daar niet van uit te gaan. Dat betekent dat de termijn voor het maken van bezwaar op 19 augustus 2005 is geëindigd. Aangezien het bezwaarschrift op 6 oktober 2005 bij de minister is ingekomen, is het bezwaar niet tijdig gemaakt. Niet is gebleken van omstandigheden die tot het oordeel leiden dat de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden in evenbedoelde zin.
Gelet hierop, heeft de minister het door de vreemdeling tegen die beschikking gemaakte bezwaar ten onrechte niet om die reden
niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 27 april 2007 vernietigen. Nu de minister het bij hem door de vreemdeling gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.5. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 13 februari 2008 in zaak nr. 2007/60;
III. verklaart het door [appellante] bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt de door de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao namens de minister van Justitie gegeven beschikking van 27 april 2007, kenmerk 2005/35636;
V. verklaart het door [appellante] tegen de door de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao namens de minister van Justitie gegeven beschikking van 8 juli 2005 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
VII. veroordeelt de minister van Justitie tot vergoeding van de bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Naf. 2800,00 (zegge: tweeduizendachthonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Justitie aan [appellante] te worden betaald;
VIII. gelast dat het Land aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig gulden) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,