ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG8842

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
240 HLAR 12/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing ongevallengeld door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 20 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had eerder, bij beschikking van 17 februari 2003, een verzoek van appellante om ongevallengeld krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering afgewezen. Na bezwaar van appellante heeft de SVB op 22 januari 2007 de eerdere beschikking ingetrokken en het ongeval van appellante, dat op 9 oktober 2001 plaatsvond, alsnog als bedrijfsongeval aangemerkt. De SVB heeft de aanspraak op ongevallengeld vastgesteld op basis van een loon van Nafl. 5,20 per uur en een werkweek van twee dagen.

Appellante ging in beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, die op 14 februari 2008 haar beroep ongegrond had verklaard. In hoger beroep betoogde appellante dat de SVB onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door niet alle betrokkenen te horen bij de vaststelling van het ongevallengeld. Het Hof oordeelde dat de SVB de werkgever van appellante had gehoord en diens administratie had onderzocht, maar dat appellante haar stellingen niet had onderbouwd met verifieerbare documenten. Het Hof concludeerde dat het Gerecht terecht had geoordeeld dat appellante niet in haar gelijk was gesteld.

Daarnaast betoogde appellante dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid was gesteld getuigen te horen. Het Hof oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat haar stellingen over haar werkweek en loon met objectieve documenten waren onderbouwd, en dat het Gerecht daarom niet verplicht was om getuigen op te roepen. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

240 HLAR 12/08
Datum uitspraak: 20 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend op Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 14 februari 2008 in zaak nr. 2007/11 in het geding tussen:
appellante
en
de Sociale Verzekeringsbank.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 17 februari 2003 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) een verzoek van appellante (hierna: [appellante]) om haar krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering (hierna: de LvOv) ongevallengeld toe te kennen afgewezen.
Bij beschikking van 22 januari 2007 heeft de SVB het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de beschikking van 17 februari 2003 ingetrokken, het ongeval dat [appellante] op 9 oktober 2001 is overkomen alsnog als bedrijfsongeval aangemerkt en haar aanspraak op ongevallengeld vastgesteld, uitgaande van een loon van Nafl. 5,20 per uur en een werkweek van twee dagen, acht uren per dag.
Bij uitspraak van 14 februari 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna: het Gerecht) het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij het Hof ingekomen op 20 maart 2008, hoger beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2008, waar [appellante] in persoon, bijgestaan door mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, werkzaam in dienst van de SVB, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [Appellante] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de SVB, door niet ten behoeve van de vaststelling van het ongevallengeld alle betrokkenen te horen, de beschikking van 22 januari 2007 onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid.
2.1.1. Dat betoog faalt. Ter voorbereiding van die beschikking heeft de SVB de werkgever van [appellante] gehoord en diens administratie onderzocht. Daarbij is met betrekking tot het loon en de arbeidstijd van [appellante] geen administratie gebleken. Voorts heeft [appellante] haar stelling dat zij ten tijde van het ongeval een zesdaagse werkweek had tegen een maandloon van $450,00 exclusief kost en inwoning tegenover de SVB niet met enig document uit objectieve bron gestaafd. Onder die omstandigheden heeft het Gerecht [appellante] terecht niet gevolgd in haar betoog dat aan de beschikking van 22 januari 2007 geen zorgvuldig onderzoek ten grondslag is gelegd.
2.2. [Appellante] betoogt voorts dat het Gerecht haar ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld voormelde stelling door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen.
2.2.1. Ook dat betoog faalt. Niet in geschil is dat het in beroep aan [appellante] was om desgewenst aannemelijk te maken dat zij, zoals zij stelde, een zesdaagse werkweek had tegen een maandloon van $450,00 exclusief kost en inwoning. Zij heeft daartoe bij het beroepschrift vier schriftelijke verklaringen gevoegd. Nu echter de juistheid van die verklaringen, naar evenmin in geschil is, niet met verifieerbare documenten uit objectieve bron is gestaafd, heeft het Gerecht degenen die de verklaringen hebben afgelegd terecht niet ambtshalve opgeroepen om hen als getuige te horen. [Appellante] heeft het Gerecht voorts niet verzocht hen daartoe op te roepen.
2.3. Het betoog van [appellante] dat artikel 20 van de Landsverordening arbeid vreemdelingen bij de vaststelling van de aanspraak op ongevallengeld krachtens de LvOv van toepassing is, is louter een herhaling van hetgeen zij daarover in beroep heeft aangevoerd en waarover het Gerecht heeft geoordeeld. [Appellante] heeft niet aangevoerd, dat en waarom dat oordeel niet juist is. Daarom faalt ook dat betoog.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,