Zaaknummers: AR 754/06; H-375/07
Uitspraak: 18 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
1. [appellant 1]
2. [appellant 2],
beiden wonend in Aruba,
voorheen gedaagden, thans appellanten,
gemachtigde: mr. E.R. Zeppenfeldt,
[geïntimeerde],
wonend in Nederland, domicilie gekozen hebbende in Aruba,
voorheen eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.H.J. Martis.
Partijen worden hierna aangeduid als [appellant 1], [appellant 2] en [geintimeerde]. Appellanten gezamenlijk zullen worden aangeduid als [appellanten].
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor wat in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 21 maart 2007.
1.2 [appellanten] zijn in hoger beroep gekomen van dit vonnis door indiening op 17 april 2007 van een akte van hoger beroep. Bij afzonderlijke memorie van grieven hebben zij vijf grieven aangevoerd en toegelicht. De conclusie van [appellanten] strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep vernietigt en de vorderingen van [geintimeerde] alsnog afwijst, met veroordeling van [geintimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.3 [geintimeerde] heeft een memorie van antwoord genomen, ertoe strekkende dat het bestreden vonnis wordt bevestigd, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep. Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd, [appellanten] met producties. [geintimeerde] heeft op deze producties bij akte gereageerd. Vervolgens is vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2.1 De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het Hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Bij de beoordeling zullen de door het GEA onder 2. vastgestelde feiten – waartegen geen grieven zijn gericht en die het Hof ook juist acht – tot uitgangspunt dienen.
2.2 Het geschil tussen partijen spitst zich allereerst toe op de vraag wie als contractspartij van [geintimeerde] moet(en) worden aangemerkt. Daarbij spelen drie geschriften een rol, namelijk de door [geintimeerde] en [appellant 2] op respectievelijk 7 mei 2005 en 28 maart 2005 ondertekende ‘performance agreement’ (hierna: performance agreement), de door [appellant 2] ondertekende ‘agreement’ van 10 september 2005 (hierna: agreement) en de door [appellant 1] en [geintimeerde] ondertekende verklaring van 13 september 2005 (hierna: de verklaring).
2.3 Uitgangspunt van het overeenkomstenrecht is dat degenen die de overeenkomst sluiten (uitsluitend) rechtsgevolgen voor zichzelf in het leven roepen tenzij gehandeld wordt in naam van een ander. Tussen partijen staat vast dat de performance agreement en de agreement zijn aangegaan en ondertekend door [appellant 2] terwijl de verklaring is ondertekend door [appellant 1]. Het antwoord op de vraag of [appellant 2] en [appellant 1] jegens [geintimeerde] bij het sluiten van de in geding zijnde overeenkomsten desalniettemin niet in eigen naam maar namens de stichting Baila Aruba (hierna: de stichting) zijn opgetreden, hangt af van hetgeen zij en [geintimeerde] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.
2.4 Vast staat dat [appellant 2] en [appellant 1] bestuursleden waren van de stichting. Tevens staat vast dat Salsaruba volgens de statuten een afdeling is van de stichting en dat het Internationale Salsa Festival onder die (handels)naam werd gepresenteerd.
2.5 In de performance agreement staat als promotor Salsaruba aangegeven, represented by [appellant 2]. Uit de totale opzet van deze overeenkomst volgt dat de promotor als partij bij de overeenkomst wordt aangemerkt. Zo bepaalt artikel 1: It is hereby that the promotor engages the artist (etc.); en ook overigens wordt in de overeenkomst de promotor als partij opgevoerd. De woorden ‘represented by’ laten er geen misverstand over bestaan dat [appellant 2] de performance agreement is aangegaan en heeft ondertekend namens de promotor, namelijk Salsaruba. In de door [geintimeerde] niet betwiste mailwisseling voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst (productie 1 bij memorie van grieven) heeft [appellant 2] zich ook uitdrukkelijk gepresenteerd als voorzitter van Salsaruba. Anders dan het GEA (en anders dan het Hof voorlopig in kort geding heeft geoordeeld), is het Hof dan ook van oordeel dat uit de bewoordingen van de performance agreement het voor [geintimeerde] duidelijk moest zijn dat [appellant 2] niet namens zichzelf maar namens een andere entiteit onder de naam Salsaruba handelde.
2.6 Dit wordt versterkt door de bewoordingen in de agreement. Ook daarin staat uitdrukkelijk vermeld: “[appellant 2], representing Salsaruba” en deze overeenkomst is door [appellant 2] ondertekend als “chairman Salsaruba”, hetgeen er onmiskenbaar op duidt dat [appellant 2] als bestuurder van Salsaruba optrad en niet voor zichzelf. Dat [geintimeerde] bij het aangaan van de overeenkomsten niet wist dat Salsaruba een onderdeel of handelsnaam van de stichting was, maakt dat niet anders. Het feit dat [appellant 2] niet bij het sluiten van de performance agreement en de agreement aan [geintimeerde] heeft meegedeeld dat Salsaruba de naam van (een afdeling van) een stichting was, brengt op zichzelf niet mee dat [appellant 2] persoonlijk gebonden werd door de op de (handels)naam van die stichting afgesloten overeenkomst (vgl. HR 16 april 1982, NJ 1983, 309). Dit geldt temeer nu de gebruikte aanduidingen ‘voorzitter’ en ‘chairman’ duiden op een bestuursfunctie bij een stichting of vereniging. Bij dit alles mag voorts niet uit het oog worden verloren dat, zoals door de rechter in eerste aanleg in kort geding (productie 3 bij conclusie van antwoord) terecht is overwogen, het gebruikelijk is dat bij culturele evenementen als een salsafestival de organisatoren handelen namens een (al dan niet gesponsorde en/of gesubsidieerde) stichting. [geintimeerde], die niet heeft betwist geregeld gelijksoortige overeenkomsten aan te gaan, moet daarop bedacht zijn geweest. Indien [geintimeerde] wilde weten in welke rechtsvorm Salsaruba aan het rechtsverkeer deelnam, had het op haar weg gelegen om dat te onderzoeken of bij de vertegenwoordiger van Salsaruba, [appellant 2], na te vragen. Het oordeel wordt voorts versterkt doordat, volgens de eigen stellingen van [geintimeerde], [appellant 1] steeds als medeorganisator bij de onderhandelingen aanwezig is geweest. Deze omstandigheid versterkt de indruk dat [appellant 2] niet namens zichzelf handelde. Voorts weegt in het nadeel van [geintimeerde] mee dat de overeenkomst door hem is opgesteld, waardoor eventuele onduidelijkheden sneller voor zijn risico komen.
2.7 De verklaring is niet door [appellant 2] ondertekend en ook overigens is door [geintimeerde] niets gesteld waaruit zou volgen dat [appellant 2] bij hetgeen bij die verklaring is overeengekomen (persoonlijk) partij is.
2.8 Uit de stellingen van [geintimeerde] kan evenmin worden afgeleid dat [appellant 1] partij was bij de performance agreement en agreement. Zijn naam wordt in die overeenkomsten niet genoemd. Het enkele feit dat [appellant 1] bij de onderhandelingen aanwezig was en zich opwierp als medeorganisator van het festival, is onvoldoende om hem als partij bij de overeenkomsten aan te merken. In de verklaring wordt [appellant 1] wel genoemd en [appellant 1] heeft dit geschrift ook ondertekend. Ook uit deze verklaring heeft [geintimeerde] evenwel niet mogen afleiden dat [appellant 1] persoonlijk partij was bij enige overeenkomst met hem. In de verklaring wordt immers ook weer uitdrukkelijk Salsaruba genoemd (“wij van Salsaruba”) en wordt [appellant 2] als directeur en [appellant 1] als partner aangeduid. Zowel de vermelding “wij van Salsaruba” als de aanduidingen bij de namen van [appellant 2] en [appellant 1] duiden er, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de performance agreement en agreement, opnieuw op dat [appellant 2] noch [appellant 1] namens zichzelf handelden maar dat zij handelden namens Salsaruba.
2.9 Voor zover [geintimeerde] zich op het standpunt heeft gesteld dat hij met [appellant 2] en [appellant 1] persoonlijk overeenkomsten is aangegaan, wordt die stelling dan ook verworpen. Dat geldt ook voor de stelling dat [appellanten] een dergelijke schijn gewekt zouden hebben of dat [appellanten] de schijn hebben gewekt als vennoten van een vennootschap onder firma of maatschap te handelen nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen het voor [geintimeerde] duidelijk moest zijn dat [appellanten] niet handelden als vennoten van een vennootschap onder firma of een maatschap maar dat zij handelden namens Salsaruba, i.e. de stichting. De enkele vermelding ‘partner’ bij de naam van [appellant 1] op de verklaring maakt dat niet anders. Voor de omstandigheid dat brieven van de bank en de financieel adviseur aan [appellant 2] en [appellant 1] persoonlijk waren gericht hebben [appellanten] - nog afgezien van de vraag of [geintimeerde] aan deze correspondentie aanspraken of verwachtingen kan ontlenen ten aanzien van de kwestie wie partij is bij de overeenkomsten - een afdoende, aannemelijke verklaring gegeven, namelijk dat de bank voor het verstrekken van financiering aan de stichting ter aflossing van de schulden zekerheid van de bestuursleden verlangde.
2.10 Van aansprakelijkheid van [appellanten] op grond van onrechtmatige daad is evenmin sprake. [geintimeerde] heeft daartoe aangevoerd dat [appellant 2] en [appellant 1] bij het aangaan van de overeenkomst wisten althans redelijkerwijze hadden behoren te begrijpen dat de stichting niet in staat zou zijn om haar verplichtingen uit de overeenkomst na te komen en geen verhaal zou bieden. [geintimeerde] heeft dit verwijt slechts onderbouwd met de stelling dat de stichting een eigen vermogen van niet meer dan Afl. 100,00 had. Dat enkele feit is onvoldoende om tot persoonlijke aansprakelijkheid van [appellanten] als bestuurders van de stichting te kunnen concluderen. Een gering eigen vermogen behoeft immers niet in de weg te staan aan het organiseren van een duur festival indien realistische verwachtingen omtrent de opbrengsten in een goede verhouding staan tot de kosten. Gesteld noch gebleken is dat [appellanten] geen realistische verwachtingen koesterden omtrent de opbrengsten van het festival in verhouding tot de te maken kosten. Dat de opbrengsten uiteindelijk zijn tegengevallen (in de bewoordingen van [geintimeerde]: dat het festival niet het succes is geworden waarop men had gehoopt) is een risico dat niet zonder nadere motivering – die ontbreekt – op [appellanten] persoonlijk kan worden afgewenteld.
2.11 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [geintimeerde] met zijn vordering bij [appellanten] aan het verkeerde adres is. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en de vordering van [geintimeerde] zal alsnog worden afgewezen. [geintimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geintimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties aan de zijde van [appellanten] gevallen en tot op heden begroot op:
- in eerste aanleg: nihil aan verschotten en Afl. 2.200,00 aan gemachtigdensalaris;
- in hoger beroep: Afl. 900,00 aan griffierechten, Afl. 201,00 aan overige verschotten en Afl. 8.800,00 aan gemachtigdensalaris.
Aldus gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.L. Wattel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 18 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.