ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG7898

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-183/2008
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 4 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verdachte, geboren in 1978 op Curaçao, was eerder veroordeeld door het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen op 11 augustus 2008. De procureur-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden zou worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren en een bijzondere voorwaarde van 160 uren maatschappelijke dienstverlening.

Het Hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de inhoud daarvan. De raadsman van de verdachte had de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, maar dit verweer werd verworpen. De aangifte van verduistering in dienstbetrekking was gedaan door de directeur van Goisco B.V. en betrof vijf werknemers, waaronder de verdachte. De aanhouding van de verdachte werd als rechtmatig beschouwd, ondanks het verweer van de raadsman.

De kern van de zaak was dat de aangifte niet voldoende bewijs bood voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. Er ontbrak videomateriaal en de verklaringen van mede-verdachten waren niet concreet genoeg om de betrokkenheid van de verdachte te onderbouwen. De verdachte heeft steeds haar betrokkenheid ontkend. Het Hof concludeerde dat er niet wettig en overtuigend kon worden vastgesteld dat de verdachte een strafbare betrokkenheid had bij de feiten, en sprak haar vrij.

De uitspraak van het Hof is gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H-183/2008
Parketnummer: 500.235/07
Uitspraak: 4 december 2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 11 augustus 2008
in de strafzaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [datum] 1978 op Curaçao,
wonende op Curaçao.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 11 augustus 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de zitting in hoger beroep van 13 november 2008 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. S.A. Carmelia naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat aan verdachte wordt opgelegd een, geheel voorwaardelijke, gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende 160 uren werkzaamheden ten behoeve van de gemeenschap zal verrichten.
In eerste aanleg is verdachte conform voormelde vordering van de procureur-generaal veroordeeld.
<u>De telastelegging</u>
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaarding in eerste aanleg. Van deze dagvaarding is een fotokopie aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
<u>De ontvankelijkheid</u>
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, omdat er bij de aanhouding naar zijn mening geen redelijk vermoeden van schuld was. Dit verweer wordt verworpen. Blijkens het dossier heeft de directeur van Goisco B.V. op 25 augustus 2007 aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking c.q. diefstal en heling door vijf werknemers. Deze werknemers zouden zich samen met derden bezighouden met het wegnemen van goederen uit de winkel waar zij als kassier en controleur werkten. Volgens het proces-verbaal van aanhouding zijn naar aanleiding van deze kwestie de vijf werknemers die zich hieraan schuldig zouden maken, aangehouden, na aan het bureau recherche te zijn ontboden. Eén van hen was [verdachte], de verdachte in deze zaak. Uit de verklaring van verdachte in hoger beroep blijkt dat zij en vier andere werknemers op de bewuste dag achtereenvolgens bij hun werkgever zijn geroepen om zich over deze beschuldiging te verantwoorden en daarna naar het politiebureau zijn gestuurd om zich daar te melden, wat zij gezamenlijk hebben gedaan. Hoewel in de aangifte de namen van de betrokken werknemers niet zijn vermeld, kan er ook voor de politie geen misverstand over hebben bestaan dat de aangever het oog had op deze vijf werknemers, waaronder dus verdachte. Op basis van het vorenstaande is zij terecht als verdachte aangemerkt. Haar aanhouding was dus niet onrechtmatig.
<u>Vrijspraak</u>
Zoals hiervoor al is vermeld, richt de aangifte zich tegen vijf werknemers, waaronder verdachte, die zich samen met derden bezig zouden houden met het wegnemen van goederen uit de winkel waar zij werkten. Uit de aangifte blijkt echter niet wat de aangever in concreto met betrekking tot het handelen van verdachte heeft vastgesteld. In de aangifte wordt weliswaar verwezen naar een videoband, die aan de politie is overhandigd, waarop te zien zou zijn hoe een en ander geschiedde, maar uit het dossier blijkt niet wat er op de videobeelden staat (de band maakt geen deel uit van het dossier en de inhoud ervan is ook niet in het proces-verbaal gerelateerd). In de verklaringen van twee mede¬verdachten wordt verdachte wel (bij haar voor- of achternaam) als een van de betrokkenen bij de feiten genoemd, maar ook daarin is verder niet geconcretiseerd waaruit haar handelen heeft bestaan. Verdachte heeft zelf consequent iedere betrokkenheid bij deze feiten ontkend. Bij deze stand van zaken kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte een strafbare betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft gehad.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Het Hof:
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 11 augustus 20080, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mrs. U.I.D. Luydens, H.L. Wattel en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 4 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.