Uitspraak: 4 december 2008
Zaaknummer: H-184/2008
Parketnummer: 500.00205/08
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 22 augustus 2008
[Verdachte],
geboren op [datum]1979 op Curaçao,
wonende op Curaçao.
<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 augustus 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 13 november 2008 op Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. M.I. Câmara, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en, opnieuw rechtdoende, aan verdachte terzake van het ten laste gelegde feit een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en de in beslag genomen revolver wordt onttrokken aan het verkeer.
In eerste aanleg is verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen revolver.
Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij, in of omstreeks de periode vanaf december 2007 tot en met 5 maart 2008 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
• een revolver (van het merk Smith & Wesson en/of het kaliber .38);
in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of;
• vijf of een aantal kogels c.q. scherpe patronen (van het kaliber .38);
in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening (artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening jo 49 lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht).
<u>Het vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof zich daarmee niet verenigt.
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
dat hij, in de periode vanaf december 2007 tot en met 5 maart 2008 op het eiland Curaçao, voorhanden heeft gehad:
• een revolver (van het merk Smith & Wesson en het kaliber .38);
• vier scherpe patronen
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het Hof grond zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
<u>Kwalificatie en strafbaarheid van het feit</u>
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening.
Het bewezene is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>De op te leggen straf of maatregel</u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Verdachte heeft gedurende langere tijd een revolver en munitie in zijn bezit gehad. Hij heeft dit wapen met munitie enige tijd uitgeleend aan een vriend van zijn vriendin, die naar eigen zeggen problemen had in een buurt waar een andere groep hem bedreigde en die daarom een vuurwapen nodig had. Vooral dat laatste maakt dat het hier gaat om een zeer ernstige zaak. Door zijn wapen niet slechts thuis te bewaren, maar uit te lenen aan een derde die problemen heeft en daarom een vuurwapen zegt nodig te hebben, voor wiens handelen verdachte op geen enkele wijze kan instaan, heeft hij immers het risico genomen dat het wapen op welke wijze dan ook daadwerkelijk zou worden gebruikt.
Het illegaal bezit van vuurwapens en munitie in dit land dient krachtig te worden bestreden, aangezien zich veel vuurwapen¬incidenten voordoen, niet zelden met dodelijke afloop, wat in niet onaanzienlijke mate bijdraagt aan de onveiligheid van de samenleving. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
Het Hof houdt rekening met het feit dat verdachte weliswaar eerder (in 2003) is veroor¬deeld wegens een ander feit (overtreding van de Opiumlandsverordening), maar niet eerder wegens een soortgelijk feit. Verder weegt mee dat verdachte zijn mede¬werking heeft verleend aan het onderzoek, door de politie mede te delen dat en aan wie hij zijn revolver had uitgeleend en door er uiteindelijk voor te zorgen dat het wapen werd ingeleverd; ook al moet daarbij worden aangetekend dat verdachte dit niet spontaan heeft gedaan, maar pas nadat hij zich daartoe door het verloop van het onderzoek genood¬zaakt zag. Hoe dan ook, verdachte heeft met zijn opstelling misschien bijgedragen aan de oplossing van een ernstig misdrijf en in elk geval heeft hij er voor gezorgd dat het wapen uit het verkeer is gehaald. Het Hof houdt verder rekening met het feit dat verdachte vast werk heeft en een stabiele thuissituatie, zoals uit het reclasseringsrapport blijkt.
Gezien de aard en ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk in eerste aanleg is opgelegd, op zijn plaats. Vanwege de procesopstelling van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden ziet het Hof aanleiding een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Deze strafoplegging dient er toe enerzijds aan verdachte en anderen duidelijk te maken dat het omgaan met vuurwapens, zoals hier aan de orde is, hoogst strafwaardig is, en anderzijds verdachte van herhaling te weerhouden en hem de kans te geven te laten zien dat hij hiervan heeft geleerd.
<u>Inbeslaggenomen voorwerpen</u>
De in beslag genomen revolver dient te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het feit met betrekking tot dat voorwerp is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 31, 38b, 38c, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN
Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 22 augustus 2008 en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezene als vorenomschreven.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG (24) MAANDEN.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot TWAALF (12) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op drie (3) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen revolver van het merk Smith & Wesson .38.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Wattel, G.C.C. Lewin en U.I.D. Luydens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 4 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.