ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG4514
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- F.J.P. Lock
- H. de Doelder
- U.I.D. Luydens
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van ontnemingsvordering door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 13 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 2 april 2008. De zaak betreft een ontnemingsvordering waarbij aan de veroordeelde de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land de Nederlandse Antillen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, heeft gevorderd dat de uitspraak waarvan beroep wordt bevestigd, en het Hof heeft zich met deze vordering verenigd.
Het Hof heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie niet overeenkomstig artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht heeft kenbaar gemaakt dat het een ontnemingvordering of strafrechtelijk financieel onderzoek ging instellen. Er is geen sanctie gesteld op de niet-naleving van dit voorschrift, en de Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat dit niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De raadsvrouw van de veroordeelde, mr. M.C. Vaders, heeft geen klachten geuit over de schending van dit voorschrift, en het Hof heeft geen aanwijzingen gevonden dat de veroordeelde in zijn belangen is geschaad.
De uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg wordt bevestigd, onder aanvulling van de overwegingen die het Hof heeft gegeven. Het Hof heeft opgemerkt dat het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg op 10 maart 2006 niet aantoont dat het Openbaar Ministerie zijn voornemen om een ontnemingsvordering in te stellen, ter zitting heeft kenbaar gemaakt. Desondanks heeft de veroordeelde kennis kunnen nemen van het voornemen van het Openbaar Ministerie, zoals blijkt uit het requisitoir van de officier van justitie. Het Hof concludeert dat er geen gevolgen verbonden zijn aan de mogelijke schending van het voorschrift, en bevestigt de eerdere uitspraak.