ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG4421

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
4 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 38/07 - H 113/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Wattel
  • Lock
  • Scheltema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van contract met beveiligingsbedrijf wegens smokkelen van verdovende middelen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 4 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een contract tussen de overheid en Security Group N.V., een beveiligingsbedrijf. De zaak is ontstaan na incidenten waarbij werknemers van Security Group betrokken waren bij het smokkelen van verdovende middelen in de gevangenis. De overheid, vertegenwoordigd door het Land, heeft het contract ontbonden op basis van deze incidenten, die de betrouwbaarheid van de bewakers in twijfel trokken. Security Group heeft in hoger beroep het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg (GEA) bestreden, maar het Hof heeft geoordeeld dat de incidenten een gerechtvaardigde reden voor ontbinding vormden.

Het Hof heeft vastgesteld dat de incidenten van 22 april en 5 mei 2005 niet op zichzelf stonden, maar volgden op eerdere incidenten in november 2004. De rechtbank oordeelde dat het binnensmokkelen van verboden middelen door de werknemers van Security Group een onrechtmatige daad was die aan het bedrijf kon worden toegerekend. Het Hof benadrukte dat de integriteit en betrouwbaarheid van beveiligingspersoneel cruciaal zijn voor de uitvoering van hun taken, en dat het Land niet verplicht was om Security Group de kans te geven om aanvullende maatregelen te treffen om herhaling te voorkomen.

De grieven van Security Group werden door het Hof verworpen, en het Hof bevestigde het vonnis van het GEA. Security Group werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van integriteit en professionaliteit in de beveiligingssector, vooral in gevoelige omgevingen zoals gevangenissen.

Uitspraak

Registratienummer: AR 38/07 - H 113/08
Uitspraak: 4 november 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
SECURITY GROUP N.V.
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
- tegen -
de openbare rechtspersoon
DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
zetelend te Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen worden hierna “Security Group” en “het Land” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 29 oktober 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 Security Group is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 10 december 2007 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijk ingediende memorie van grieven heeft Security Group elf grieven geformuleerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van Security Group alsnog zal toewijzen, met veroordeling van het Land in de kosten van beide instanties.
1.3 Het Land heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van Security Group in de kosten van het hoger beroep. Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft Security Group pleitnotities overgelegd. Het Land heeft daarvan afgezien. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Het GEA heeft onder r.o. 3.2 – 3.19 feiten als vaststaand aangenomen. Daartegen zijn geen grieven gericht en het Hof acht die vaststelling juist, zodat bij de beoordeling van het hoger beroep daarvan zal worden uitgegaan. In aanvulling daarop stelt het Hof vast dat in de door Security Group in het geding gebrachte aanbestedingsbrieven onder meer het volgende is opgenomen:
<i>Gelet op de gevoeligheid en het bijzonder karakter van de taakuitvoering zal de nadruk worden gelegd op integriteit, professionaliteit en betrouwbaarheid. Er zal aldus sprake moeten zijn van professionele, betrouwbare en bonafide bewakingsbedrijven die betrouwbare bewakers kunnen leveren van een onbesproken levensgedrag en die niet in aanraking zijn geweest met de politie en/of justitie ter zake van enig (ernstig) misdrijf. </i>
2.2 Partijen verschillen onder meer van mening of de in de door Security Group opgestelde en aan het Land toegezonden schriftelijke overeenkomst opgenomen bepaling 2g (r.o. 3.5 van het vonnis waarvan beroep) onderdeel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen.
2.3 Vaststaat dat de schriftelijke overeenkomst niet is ondertekend. Gesteld noch gebleken is dat partijen over deze clausule bij de aanbesteding en gunning of overigens bij het aangaan van de overeenkomst hebben gesproken. Security Group heeft aan de overeenkomst uitvoering gegeven zonder dat de schriftelijke overeenkomst was getekend. Gesteld noch gebleken is dat partijen naderhand over deze clausule hebben gesproken of dat Security Group bij het Land heeft aangedrongen op ondertekening ervan. Door Security Group zijn overigens onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het Land stilzwijgend met deze clausule heeft ingestemd. Het feit dat aan de overeenkomst uitvoering is gegeven kan weliswaar tot de conclusie leiden dat tussen partijen over de hoofdverplichtingen uit de overeenkomst (zoals aantal bewakers, vergoeding), voor zover dat uit hun gedragingen tegenover elkaar is af te leiden, overeenstemming bestond maar niet dat ook wilsovereenstemming bestond over het bepaalde onder 2g. Dat het Land op de schriftelijke overeenkomst niet heeft gereageerd of slechts op een spelfout daarin heeft geattendeerd kan zonder bijkomende omstandigheden evenmin tot een dergelijke conclusie leiden. De grieven 4 en 5, die tegen overwegingen van het GEA met betrekking tot de clausule onder 2g zijn gericht, missen dan ook doel. Bij de beoordeling of het Land gerechtigd was de overeenkomst met Security Group te ontbinden, speelt deze clausule - nu niet vaststaat dat partijen hierover overeenstemming hebben bereikt - geen rol.
2.4 Met het GEA is het Hof van oordeel dat de incidenten van 22 april en 5 mei 2005 als een tekortschieten zijdens Security Group moeten worden aangemerkt. Dit geldt temeer nu deze incidenten niet op zichzelf stonden maar volgden op een reeks incidenten in november 2004 (r.o. 3.7 van het vonnis waarvan beroep). Het binnensmokkelen van verboden waar (verdovende middelen) door de werknemers van Security Group betreft een onrechtmatig handelen van deze werknemers dat Security Group kan worden toegerekend. Security Group kan zich er niet achter verschuilen dat (ook haar) bewakers gevoelig zijn voor omkopingen. Dit betreft geen overmacht, ook niet indien, zoals bij pleidooi in hoger beroep is aangevoerd, Security Group er in redelijkheid alles aan heeft gedaan om herhaling te voorkomen; omkoopbaarheid van haar werknemers komt voor rekening van Security Group.
2.5 De incidenten rechtvaardigden een ontbinding van de overeenkomst. Los van de vraag of elke vorm van in- of uitvoer van verboden waar uit een penitentiaire inrichting geheel kan worden voorkomen, betrof het hier het smokkelen van verdovende middelen door de werknemers van Security Group zelf. De betrouwbaarheid van de bewakers en het door hen voorkomen van smokkel, is cruciaal bij de uitvoering van een taak als door Security Group op zich genomen. In de aanbestedingsbrief was dit door het Land ook reeds duidelijk benadrukt (r.o. 2.1). Het Land behoefde Security Group niet langer in de gelegenheid te stellen om -additionele- maatregelen te treffen om herhaling te voorkomen. Door Security Group is in hoger beroep niets aangevoerd dat tot een ander oordeel zou moeten leiden. De grieven 1 tot en met 3 falen.
2.6 Het Hof kan zich ook met de door de grieven 6 tot en met 10 aangevallen overwegingen en oordelen van het GEA verenigen. Door Security Group is in hoger beroep terzake ook niets nieuws aangevoerd. De elfde grief mist zelfstandig belang.
2.7 Nu alle grieven falen en het Hof ook ambtshalve overigens geen bedenkingen heeft tegen het bestreden vonnis, slaagt het hoger beroep niet. Security Group zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Security Group in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op NAF. 287,15 aan verschotten en NAF. 5.100,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Wattel, Lock en Scheltema, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 4 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.