169 HLAR 43/06
Datum uitspraak: 4 juni 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap naar buitenlands recht "Deturca S.A.", gevestigd te Caracas, Venezuela,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 19 oktober 2006 in het geding tussen:
de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen.
Bij beschikking van 20 september 2005 heeft de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen (hierna: de Inspecteur) het barkje
"Nelly del Valle" (hierna: het barkje) in beslag genomen.
Bij uitspraak van 19 oktober 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 30 november 2006, bij het Hof ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 31 januari 2007 heeft de Inspecteur van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.A. Peterson, advocaat, en de Inspecteur, vertegenwoordigd door mr. J.G. Lopez Ramirez, directeur Douane Nederlandse Antillen en J. Herrera, werkzaam bij die dienst, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 121, eerste lid, van de Algemene Verordening In- Uit- en Doorvoer (hierna: de AVIUD) worden vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, alsmede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot hiervoor omschreven doeleinde in te richten of toe te rusten, in beslag genomen.
Ingevolge het vijfde lid kan de eigenaar van het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij het Gerecht in eerste aanleg daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen, gegrond op de omstandigheid dat het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp niet beantwoord aan de omschrijving, vervat in het eerste lid.
2.2. Appellante, eigenaar van het barkje, betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat de Inspecteur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het barkje kennelijk ingericht of toegerust is om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Op het barkje was weliswaar een verborgen compartiment aangebracht, maar niet om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, doch aan het gezicht van mogelijke piraten, aldus appellante.
2.2.1. Niet in geschil is dat het compartiment tussen de machine- en de koelkamer verborgen was achter een wand van hout en polyester, die met dezelfde kleur en soort verf was beschilderd, als de rest van de wand van de koelkamer en dat in dat compartiment drugs zijn aangetroffen.
2.2.2. Nu in het verborgen compartiment drugs zijn aangetroffen en van algemene bekendheid is dat barkjes soms van verborgen compartimenten voorzien plegen te worden voor het vervoeren en binnensmokkelen van drugs, heeft het Gerecht met juistheid overwogen dat de Inspecteur het barkje terecht heeft aangemerkt als een vervoermiddel, als bedoeld in artikel 121, eerste lid, van de AVIUD.
Het betoog slaagt niet.
2.3. Ingevolge artikel 121, eerste lid, van de AVIUD dient een vervoermiddel in beslag te worden genomen, indien het kennelijk ingericht of toegerust is om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Gezien het hiervoor onder 2.2.2 overwogene, was de Inspecteur derhalve gehouden het barkje in beslag te nemen.
Reeds hierom kan het betoog van appellante dat door de inbeslagname het gelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel zijn geschonden niet slagen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2007
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,