ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG1538

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H 157/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord op druk strand met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 9 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot moord. De verdachte, geboren op Curaçao in 1978 en thans gedetineerd, heeft samen met een medepleger op een druk strand geschoten op een slachtoffer. Dit gebeurde in aanwezigheid van andere mensen, waaronder kinderen, wat de ernst van het feit onderstreept. De procureur-generaal had een gevangenisstraf van vijf jaren gevorderd, maar het Hof oordeelde dat een langere straf gerechtvaardigd was, gezien de ernst van het delict. Echter, omdat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld, werd besloten een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het Hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg, dat een gevangenisstraf van zes jaren had opgelegd, en legde opnieuw een gevangenisstraf van zes jaren op, waarvan twee jaren voorwaardelijk. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het Hof bevestigde het vonnis voor het overige, wat betekent dat de schuld van de verdachte aan het feit niet in twijfel werd getrokken. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

H 157/07
Parketnummer: 900.219/07
Uitspraak: 9 oktober 2008
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in het hoger beroep tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: GEA), van 22 juni 2007 in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op Curaçao op [datum] 1978,
wonende op Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 1 juni 2007, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van
18 en 19 september 2008 op Curaçao.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman
mr. M.H. Römer naar voren hebben gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren wordt opgelegd.
In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de dagvaarding in eerste aanleg, zoals die ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Van deze dagvaarding en wijziging is een fotokopie aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, voorzover het betrekking heeft op de strafoplegging, omdat het tot een andere strafoplegging komt. Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep worden bevestigd, omdat het Hof zich ermee verenigt.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder overweegt het Hof het volgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord, waarbij hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Op een druk strand, waar ook kinderen aanwezig waren, heeft de verdachte samen met zijn medepleger het slachtoffer meermalen beschoten. Ook nadat het slachtoffer was geraakt en de zee in rende, werd hij nog beschoten. Dit is een uitermate ernstig feit, dat voor het slachtoffer zeer beangstigend moet zijn geweest en de samenleving ernstig heeft geschokt. Het is niet aan de verdachte te danken dat het slachtoffer de beschieting heeft overleefd. Bij zijn aanhouding had de verdachte opnieuw een vuurwapen voorhanden, met munitie.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur.
In beginsel is een gevangenisstraf van langere duur geboden dan door de procureur-generaal is gevorderd. Nu de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, zal echter een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd, zulks om hem ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbaar gedrag.
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat van deze straf een gedeelte groot twee jaren niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij het Hof later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen;
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak sinds 5 maart 2007 in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J. de Boer en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 9 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.