ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG1178

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
115 HLAR 37/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van de Sociale Verzekeringsbank inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin haar beroep tegen de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) niet-ontvankelijk werd verklaard. De SVB had op 23 september 2004 het percentage blijvende arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 7. Appellante heeft op 11 november 2005 hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep door het Gerecht, dat op 19 oktober 2005 uitspraak had gedaan. De kern van het geschil betreft de termijnoverschrijding bij het indienen van het beroepschrift. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de SVB geen afschrift van de bestreden beschikking aan haar gemachtigde had gestuurd, waardoor zij in tijdsdruk verkeerde. Het Hof oordeelde echter dat appellante voldoende tijd had om beroep in te stellen nadat haar gemachtigde op de hoogte was gesteld van de beschikking. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht, met verbetering van de gronden, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 5 juni 2006.

Uitspraak

115 HLAR 37/05
Datum uitspraak: 5 juni 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend op [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 19 oktober 2005 in het geding tussen:
appellante
en
de Sociale Verzekeringsbank.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 23 september 2004 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) het percentage blijvende arbeidsongeschiktheid van appellante op 7 gesteld.
Bij uitspraak van 19 oktober 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, ingekomen bij het Gerecht op 11 november 2005, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief, bij het Hof ingekomen op 13 januari 2006, is van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2006, waar appellante, in persoon en bijgestaan door mr. R.E.F.A. Bijkerk, advocaat, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M.F. Bonafasia en drs. M.A. Maria, beiden werkzaam bij de SVB, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor zover thans van belang, wordt het beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag, waarop de beschikking is gegeven.
Ingevolge het tweede lid geldt de dag, waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, als de dag waarop deze is gegeven.
Ingevolge het derde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
2.2. Niet in geschil is dat de beschikking op 23 september 2004 aan appellante is uitgereikt. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is derhalve op 24 september 2004 aangevangen en op 4 november 2004 geëindigd. Nu appellante het beroepschrift op de volgende dag bij het Gerecht heeft ingediend, is het beroep niet tijdig ingesteld.
2.3. Appellante klaagt dat het Gerecht, door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, aangezien de SVB ten onrechte geen afschrift van de bestreden beschikking aan haar gemachtigde heeft doen toekomen. Mede hierdoor is volgens haar tijdsdruk ontstaan, als gevolg waarvan het beroepschrift een dag te laat is ingediend.
2.4. Het betoog faalt. Ter zitting is gebleken dat gemachtigde uiterlijk twee weken na september 2004 kennis heeft gekregen van de beschikking van 23 september 2004. Toen resteerde tot 4 november 2004 voldoende tijd om daartegen beroep in te stellen, zonodig onder voorbehoud van latere aanvulling van de gronden daarvan. Het door appellante ter zitting aangevoerde dat, mede als gevolg van het op een later tijdstip ter kennis van haar gemachtigde komen van de beschikking, niet voldoende tijd resteerde voor onderling overleg, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Ook anderszins is niet gebleken van feiten of omstandigheden, in verband waarmee het Gerecht niet-ontvankelijkverklaring wegens overschrijding van de beroepstermijn achterwege had moeten laten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verleent appellante verlof kosteloos te procederen;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,