ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG1172

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
9 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
218 HLAR 46/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen afgifte garantverklaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de afgifte van een garantverklaring werd afgewezen. De directeur van de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero had op 1 september 2006 het verzoek van [appellant] om een garantverklaring voor zijn echtgenote afgewijzen. Hiertegen maakte [appellant] bezwaar, maar de minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratieve en Vreemdelingenzaken verklaarde dit bezwaar op 9 maart 2007 niet-ontvankelijk. Het Gerecht in eerste aanleg bevestigde deze beslissing op 12 september 2007, waarna [appellant] hoger beroep instelde op 12 oktober 2007.

Tijdens de zitting op 16 april 2008 werd de zaak behandeld, waarbij de minister vertegenwoordigd was door A. Lumenier. [Appellant] stelde dat hij door verblijf in het buitenland wegens de ernstige ziekte van zijn kind niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was begonnen op 10 maart 2007 en geëindigd op 20 april 2007, maar [appellant] diende zijn beroepschrift pas op 27 april 2007 in.

Het Hof oordeelde dat de klacht van [appellant] faalde, omdat niet was aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig zorg te dragen voor de doorzending van zijn post of om een zaakwaarnemer aan te stellen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 juni 2008.

Uitspraak

218 HLAR 46/07
Datum uitspraak: 9 juni 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 12 september 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 1 september 2006 heeft de directeur van de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero een verzoek van [appellant] (hierna: [appellant] om afgifte van een garantverklaring ten behoeve van [de echtgenote] afgewezen.
Bij beschikking van 9 maart 2007 heeft de minister van Volksgezondheid, Milieu, Administratieve en Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 september 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep niet ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 12 oktober 2007, bij het Gerecht ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 10 december 2007 heeft de minister van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2008, waar de minister, vertegenwoordigd door A. Lumenier, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De beschikking op het bezwaarschrift is gedagtekend 9 maart 2007. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is derhalve aangevangen op 10 maart 2007 en geëindigd op 20 april 2007. Niet in geschil is dat [appellant] het beroepschrift op 27 april 2007, derhalve niet binnen de daarvoor gestelde termijn, heeft ingediend.
2.2. [Appellant] klaagt dat het Gerecht, door de overschrijding van de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet verschoonbaar te achten, heeft miskend dat hij wegens verblijf in het buitenland in verband met ernstige ziekte van zijn kind niet in staat was tijdig een beroepschrift in te dienen. Hij heeft dit na zijn terugkeer in Aruba zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden alsnog gedaan.
2.2.1. De klacht faalt. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] niet in staat was voor tijdige doorzending van zijn post zorg te dragen, dan wel een zaakwaarnemer aan te stellen die tijdig beroep kon instellen, desnoods op nader aan te voeren gronden.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2008
Verzonden: