272 HLAR 44/08
Datum uitspraak: 13 oktober 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend in Aruba,
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 mei 2008 in zaak nr. 4111 van 2007 in het geding tussen:
de minister van Vreemdelingenzaken.
Bij beschikking van 28 maart 2007 heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) een aanvraag van [de werkgeefster] (hierna: de werkgeefster) om [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 23 oktober 2007 heeft de minister het daartegen door de werkgeefster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door de werkgeefster en de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de werkgeefster en de vreemdeling bij brief, bij het Hof ingekomen op 25 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2008, waar de werkgeefster en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Zeppenfeldt, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.M. Brown-Harewood, mr. M.D. van Wilgen en mr. A.A. Henriquez, allen werkzaam in dienst van de DIMAS, zijn verschenen.
2.1. Het Hof overweegt ambtshalve als volgt.
2.1.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij die beschikking op bezwaar is gegeven.
Ingevolge artikel 47, eerste lid, grondt de rechter zijn uitspraak uitsluitend op hetgeen ter zitting is gebleken, het verslag van de bezichtiging ter plaatse en de stukken waarvan hij overeenkomstig de artikelen 36 en 39 kennis kan nemen.
2.1.2. De rechter is gehouden om ambtshalve te onderzoeken of aan voorschriften van openbare orde is voldaan. Het gaat hierbij om voorschriften die de kernelementen van de rechtsorde raken en om die reden los van de bedoelingen van partijen door de rechter dienen te worden toegepast. In artikel 9, eerste lid, van de Lar is zodanig voorschrift van openbare orde neergelegd, omdat het voorschrift mede de toegang tot de bestuursrechter regelt. De vraag of degene die het bestuursorgaan heeft verzocht een beschikking in heroverweging te nemen, door die beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, dient te worden beantwoord, los van en eventueel tegen de wil van partijen in.
2.1.3. Slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling is rechtstreeks bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf te verlenen of te weigeren betrokken. Het belang van diens potentiële of actuele werkgever is daarvan afgeleid. Dit sluit aan bij hetgeen het Hof eerder heeft overwogen in zaken omtrent de afwijzing van een aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf in de Nederlandse Antillen (uitspraken van 30 mei 2005 in zaak nr. 68 HLAR 38/04 en 29 november 2007 in zaak nr. 207 HLAR 35/07).
Dit is niet anders, indien het gaat om toelating van een vreemdeling voor het verrichten van arbeid in loondienst bij een in Aruba gevestigde werkgever en de aanvraag om verlening van de vergunning tot tijdelijk verblijf aan die vreemdeling, op de voet van artikel 7, achtste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting, dan wel op die van een bestendige praktijk, namens of ten behoeve van die vreemdeling door de desbetreffende werkgever is ingediend en de beschikking op die aanvraag aan die werkgever is toegezonden. Dat een werkgever, ten aanzien van wie het in de bedoeling ligt dat de vreemdeling bij hem arbeid in loondienst zal verrichten, van rechtswege, op verzoek of op grond van een bestendige praktijk bij de indiening en behandeling van een aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf als gemachtigde van de desbetreffende vreemdeling kan optreden, betekent niet dat die werkgever deswege belanghebbende in evenbedoelde zin bij de beschikking op de desbetreffende aanvraag is. Hoezeer ook een werkgever mogelijk belang heeft bij verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf aan een vreemdeling en uit de afwijzing van de aanvraag om verlening daarvan mogelijk nadelige gevolgen voor hem voortvloeien, deze wordt door die afwijzing niet rechtstreeks in zijn belang getroffen, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Lar.
Overigens kan aan de eis, gesteld in deze bepaling, niet achteraf alsnog worden voldaan, indien daaraan ten tijde van het maken van het bezwaar niet was voldaan.
2.1.4. In dit geval heeft de werkgeefster niet namens de vreemdeling, doch uit eigen hoofde bezwaar gemaakt tegen de beschikking van
28 maart 2007. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de werkgeefster echter geen belanghebbende bij die beschikking in evenbedoelde zin en heeft de minister het door haar gemaakte bezwaar ten onrechte niet deswege niet ontvankelijk verklaard.
2.1.5. Voorts geldt dat, nu de vreemdeling tegen de beschikking van 28 maart 2007 geen bezwaar heeft gemaakt, reeds om die reden geen grond bestaat voor het oordeel dat het Gerecht het door de vreemdeling ingestelde beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. Het hoger beroep is, voor zover dat is ingesteld door de vreemdeling, ongegrond en, voor zover dat is ingesteld door de werkgeefster, gegrond. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover het door de werkgeefster ingestelde beroep daarbij niet-ontvankelijk is verklaard en voor het overige te worden bevestigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het door de werkgeefster ingestelde beroep gegrond verklaren en de beschikking van 23 oktober 2007 vernietigen. Nu de minister het bij hem door de werkgeefster gemaakte bezwaar niet ontvankelijk had dienen te verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.3. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Het Hof ziet aanleiding om daarbij een wegingfactor van 0,25 toe te passen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld door de vreemdeling, ongegrond;
II. verklaart het hoger beroep, voor zover dat is ingesteld door de werkgeefster, gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 mei 2008 in zaak nr. 4111 van 2007, voor zover het door de werkgeefster ingestelde beroep daarbij niet ontvankelijk is verklaard;
IV. bevestigt die uitspraak voor het overige;
V. verklaart het bij het Gerecht in voormelde zaak door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 23 oktober 2007, kenmerk LAR-2673/07, ingestelde beroep gegrond;
VI. vernietigt die beschikking;
VII. verklaart het door de werkgeefster tegen de beschikking van de minister van Vreemdelingenzaken van 28 maart 2007 gemaakte bezwaar niet ontvankelijk;
VIII. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
IX. veroordeelt de minister van Vreemdelingenzaken tot vergoeding van de bij de werkgeefster in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,00 (zegge: driehonderdvijftig gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de minister van Vreemdelingenzaken aan de werkgeefster te worden betaald;
X. gelast dat het land Aruba aan de werkgeefster het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Wattel, Voorzitter
w.g. Martinez, griffier
Uitgesproken in het openbaar bij vervroeging op 13 oktober 2008.