ECLI:NL:OGHNAA:2008:BF1764

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
9 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HAR 236/2008
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid in civiele zaken

In deze zaak verzoekt de advocaat om wraking van de rechter vanwege vermeende vooringenomenheid, die zou blijken uit de verschillende behandeling van identieke zaken. Het verzoek is ingediend op 1 september 2008 en betreft een civiel kort geding dat door de verzoekers is aangespannen tegen de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA). De rechter heeft op dezelfde dag schriftelijk gereageerd op het verzoek, waarna het verzoek op 2 september 2008 ter terechtzitting is behandeld. De gemachtigde van de verzoekers heeft het verzoek toegelicht, terwijl de rechter niet ter terechtzitting is verschenen. De beschikking is aangezegd met de datum van 9 september 2008.

De beoordeling van het verzoek richt zich op de vraag of er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Het Hof stelt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoekers stellen dat de rechter in eerdere zaken de vordering van cliënten van mr. Zahavi heeft afgewezen, terwijl in latere zaken, aangespannen door de curator van rekeninghouders, de rechter wél heeft geoordeeld dat BNA moest overgaan tot vrijgave van tegoeden. Dit zou volgens de verzoekers duiden op vooringenomenheid van de rechter.

Het Hof concludeert echter dat de zaken niet identiek zijn, aangezien het in de laatste zaken om vorderingen van een curator gaat en in de eerste om vorderingen van rekeninghouders zelf. Dit verschil in identiteit heeft een rol gespeeld in de beoordeling van de rechter. De vrees voor vooringenomenheid is niet gerechtvaardigd, aangezien de verzoekers onvoldoende hebben aangetoond dat er sprake is van willekeurige benadeling. Het Hof wijst het wrakingsverzoek af, en de beschikking is op 9 september 2008 gegeven door de leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen.

Uitspraak

Datum beschikking: 9 september 2008
Nummer: HAR 236/2008
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking op het verzoek van:
1. de vennootschap naar vreemd recht MAYFAIR INTERNATIONAL CORP.,
gevestigd in Belize City (Belize),
2. de vennootschap naar vreemd recht INTER COMMUNICATIONS UK LIMITED,
gevestigd in Glasgow (Schotland),
3. [naam rekeninghouder],
wonend in Marbella (Spanje),
gemachtigde: mr. D.D. Zahavi,
tot wraking van:
mr. [naam rechter],
lid van dit Hof,
hierna: de rechter.
1. Het procesverloop
Bij op 1 september 2008 ter griffie van het Hof ingediend verzoekschrift heeft de ge-machtigde van verzoekers in een civiel kort geding, aangespannen door verzoekers tegen de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA), een verzoek tot wraking van de rechter ge-daan. De rechter heeft op dezelfde dag schriftelijk op het verzoek gereageerd. Daarna is het verzoek ter terechtzitting van het Hof van 2 september 2008 in Curaçao behandeld. De gemachtigde van verzoekers is verschenen en heeft het verzoek toegelicht. De rechter heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter terechtzitting te verschijnen. Ten slotte is beschikking aangezegd, waarvan de datum is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Ter beoordeling staat de vraag of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij die beoordeling dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzin-gen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerecht-vaardigd is.
2.2 Volgens verzoekers zouden dergelijke aanwijzingen blijken uit het feit dat de rechter, nadat hij in twee zaken de vordering van cliënten van mr. Zahavi tot vrijgave door BNA van de door hen bij First Curaçao International Bank (FCIB) aangehouden tegoeden had afgewezen, in een tweetal andere zaken, aangespannen door de curator/vereffenaar van rekeninghouders bij de FCIB, BNA wél heeft verplicht tot het vrijgeven van de tegoeden, zulks terwijl die latere twee zaken identiek waren aan de eerste twee. Volgens verzoekers blijkt daaruit dat de rechter vooringenomen is (dan wel dat de vrees daartoe gerechtvaar-digd is) jegens de cliënten van mr. Zahavi, niet zijnde curatoren doch rekeninghouders.
2.3 Reeds uit het enkele feit dat het in de laatste zaken ging om vorderingen van een cura-tor/vereffenaar van rekeninghouders en in de eerste twee om vorderingen van rekening-houders zelf, blijkt dat het geen identieke zaken betreft. Dat het verschil in identiteit van de verzoekers ook een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van de rechter, blijkt uit diens overwegingen in de overgelegde vonnissen. Kort gezegd lijkt de rechter te oordelen dat er bij uitkering door BNA aan de curator/vereffenaar, anders dan ingeval van uitkering aan de rekeninghouders, geen gegronde vrees tot vervolging van BNA wegens witwassen be-staat (een eventuele klacht over de motivering van dit verschil in benadering kan niet tot wraking leiden, maar mogelijk in hoger beroep aan de orde worden gesteld). Verzoekers hebben onvoldoende gemotiveerd waarom de zaken desondanks als identiek hebben te gelden. Van een ongemotiveerde dan wel willekeurige benadeling van de cliënten van mr. Zahavi is dan ook niet gebleken, zodat de vrees voor vooringenomenheid naar objec-tieve maatstaven niet gerechtvaardigd is.
2.4 Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van verzoekers laten weten dat de overige in het verzoekschrift genoemde gronden (voorzover verzoekers daarin vanwege het tijdsver-loop tussen de diverse voorvallen en het huidige verzoek nog ontvankelijk zouden zijn) slechts bedoeld zijn om de aanloop van het wantrouwen te schetsen en dat die gronden het wrakingsverzoek niet dragen. Het Hof zal die gronden dan ook verder onbesproken laten.
2.5 De conclusie luidt dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
3. De beslissing
Het Hof wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 9 september 2008 op Curaçao gegeven door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, L.C. Hoefdraad en H.L. Wattel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen, in tegenwoordigheid van de griffier.