ECLI:NL:OGHNAA:2008:BD9807

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 39/07 - H 15/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overlast en gebruik van bewijsmateriaal in kort geding

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten. De appellanten, [eerste appellant] en [tweede appellant], zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis dat hen in het ongelijk stelde in een kort geding over onrechtmatige overlast. Het Hof heeft op basis van foto's en schriftelijke verklaringen geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de stelling dat de appellanten zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige overlast jegens de geïntimeerde, [geintimeerde].

De procedure begon met een verstekvonnis en een verzetvonnis van het GEA, waarna de appellanten hun grieven tegen het vonnis hebben ingediend. Het Hof heeft vastgesteld dat de grieven niet voldoende onderbouwd zijn en dat de appellanten in de gelegenheid zijn geweest hun standpunt naar voren te brengen. Het Hof heeft geoordeeld dat het gebruik van de door de geïntimeerde overgelegde filmpjes gerechtvaardigd is, ondanks de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de appellanten, omdat er een gerechtvaardigd belang is om de onrechtmatige overlast aan te tonen.

Het Hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het vonnis van het GEA bevestigd. De appellanten zijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van het gebruik van bewijs in kort geding procedures, zelfs als dit inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer, mits er een gerechtvaardigd belang is.

Uitspraak

Registratienummer: KG 39/07 - H 15/08
Uitspraak: 20 juni 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
1. [naam eerste appellant],
2. [naam tweede appellant],
wonende op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
- tegen -
[Naam geïntimeerde],
wonende op Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D. Hofma.
Partijen worden hierna "[eerste appellant]", "[tweede appellant]" en "[geintimeerde]" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 23 maart 2006 en 25 mei 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (verder: GEA), tussen partijen in kort geding respectievelijk een verstekvonnis en een verzetvonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar die vonnissen.
1.2 [eerste appellant] en [tweede appellant] zijn in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 25 mei 2007 door op 12 juni 2007 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 2 juli 2007 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben zij vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en het verzet alsnog gegrond zal verklaren, met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
1.3 [geintimeerde] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [eerste appellant] en [tweede appellant] in de proceskosten.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd, met producties, die over en weer vooraf aan de wederpartij zijn toegezonden. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Geen grieven zijn gericht tegen de door het GEA bij vonnis van 25 mei 2007 onder 1 als vaststaand aangenomen feiten. De vaststelling komt het Hof juist voor. Het Hof gaat daarom van die vaststelling uit.
3.2 Nu [eerste appellant] en [tweede appellant] in elk geval in hoger beroep voldoende in de gelegenheid zijn geweest hun standpunt naar voren te brengen, kan grief 1 bij gebrek aan belang onbesproken blijven.
3.3 De door [geintimeerde] in het geding gebrachte filmpjes zijn gemaakt met een voor [eerste appellant] en [tweede appellant] zichtbare camera. [geintimeerde] heeft een gerechtvaardigd belang bij het op deze wijze trachten zijn stellingen over onrechtmatige overlast aannemelijk te maken. Daarom mag dit bewijsmateriaal in een procedure als de onderhavige worden gebruikt, ook al maakt het inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eerste appellant] en [tweede appellant]. Ook reeds op grond van de zijdens [geintimeerde] overgelegde foto's (deels op dvd) en schriftelijke verklaringen acht het Hof voorshands voldoende aannemelijk dat [eerste appellant] en [tweede appellant] zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige overlast jegens [geintimeerde]. Grief 2 faalt daarom. Dit levert voldoende grond op voor het door het GEA geformuleerde verbod, versterkt met dwangsommen in de bij vonnis van 25 mei 2007 bepaalde vorm. Overigens zijn de in het verbod genoemde gedragingen ook onrechtmatig indien zij niet eerder zijn gepleegd.
3.4 De plaatsing van de in het dictum van het vonnis van 25 mei 2007 omschreven scheidsmuur kan een bijdrage leveren aan het verminderen van de door [geintimeerde] gevreesde onrechtmatige overlast, zodat hij belang daarbij heeft. Geen belang van [eerste appellant] of [tweede appellant] is gesteld of gebleken bij hun verzet tegen die muur. Indien de plaatsing van een dergelijke muur in strijd is met de overeenkomst van 24 april 2005, is het daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eerste appellant] en [tweede appellant] zich daarop beroepen. Grief 3 kan daarom niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
3.5 Op grond van het voorgaande is het Hof van oordeel dat het GEA [eerste appellant] en [tweede appellant] terecht overwegend in het ongelijk heeft gesteld. Het GEA heeft hen dan ook terecht in de proceskosten veroordeeld. Grief 4 mist doel. Ambtshalve heeft het Hof geen bezwaren tegen het bestreden vonnis. Het dient te worden bevestigd. [eerste appellant] en [tweede appellant] worden in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en daarom veroordeeld in de proceskosten daarvan.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [eerste appellant] en [tweede appellant] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [geintimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAF. 210,50 aan verschotten en NAF. 5.100,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 20 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.