ECLI:NL:OGHNAA:2008:BD9802

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 71/06 - H 301/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriaal beslag op perceel grond

In deze zaak gaat het om een vordering tot opheffing van een executoriaal beslag op een perceel grond op Sint Maarten. De appellanten, oorspronkelijk gedaagden, hebben op 27 februari 2006 executoriaal beslag laten leggen op het perceel op basis van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen (GEA) van 19 juli 2005, waarin de geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van US$ 274.058,95. De geïntimeerde, die in hoger beroep ging, stelde dat de appellanten geen belang meer hadden bij het beslag omdat zij niet langer de eigenaren waren van de 'construction agreement' die aan de vordering ten grondslag lag. De rechtbank oordeelde echter dat het feit dat de appellanten niet meer de in het contract bedoelde eigenaren zijn, niet afdoet aan hun belang bij de executie van het vonnis. De rechtbank wees ook de stelling van de geïntimeerde af dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid of dat de executie ongerechtvaardigd was. Het Hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg en wees de vordering van de geïntimeerde af, waarbij het Hof de geïntimeerde veroordeelde in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 20 juni 2008 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.

Uitspraak

Registratienummer: AR 71/06 - H 301/07
Uitspraak: 20 juni 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
1. [Naam eerste appellant],
2. [Naam tweede appellant],
beiden wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. S.J. Fox,
- tegen -
[Naam geïntimeerde],
wonende op Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D. Brison.
Partijen worden hierna "[appellanten]" en "[geintimeerde]" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 24 oktober 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (verder: GEA), tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [appellanten] zijn in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 5 december 2006 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 16 januari 2007 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben zij twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen (en naar het Hof begrijpt: de vordering van [geintimeerde] alsnog zal afwijzen), kosten rechtens.
1.3 [geintimeerde] heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag heeft de gemachtigde van [appellanten] pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist staan tussen partijen de volgende feiten vast:
a. Bij tussen partijen gewezen vonnis van 19 juli 2005, AR 135/04, heeft het GEA [geintimeerde] veroordeeld tot betaling van US$ 274.058,95, met rente en kosten, aan [appellanten]
b. Op 27 februari 2006 hebben [appellanten] uit kracht van dat vonnis ten laste van [geintimeerde] executoriaal beslag doen leggen op een perceel grond op Sint Maarten.
3.2 [geintimeerde] heeft een verbod gevorderd de executie voort te zetten en (naar het GEA terecht heeft begrepen) een gebod om het beslag op te heffen, onder verbeurte van dwangsommen. Subsidiair heeft [geintimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat de executie ongerechtvaardigd is. Het GEA heeft de primaire vordering toegewezen. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
3.3 Aan de veroordeling van 19 juli 2005 ligt kennelijk een geschil ten grondslag waarin een "construction-agreement" van 22 september 2003 een rol speelt, waarin [appellanten] zijn aangeduid als "owners". Indien [appellanten] niet meer de in dat contract bedoelde hoedanigheid van eigenaren bezitten, doet die omstandigheid niet af aan hun belang bij executie van het ten gunste van hen gewezen vonnis van 19 juli 2005. Evenmin levert die omstandigheid misbruik van bevoegdheid op of maakt die de executie ongerechtvaardigd.
Hetzelfde geldt voor de gestelde omstandigheid dat de verkoop van de bedoelde onroerende zaak fraudulent voorkomt.
3.4 De vordering dient dus op alle onderdelen te worden afgewezen. De grieven kunnen verder onbesproken blijven. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. [geintimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
wijst de vordering van [geintimeerde] af;
veroordeelt [geintimeerde] in de proceskosten in eerste aanleg, aan de zijde van [appellanten] gevallen en begroot op nihil;
veroordeelt [geintimeerde] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [appellanten] gevallen en tot op heden begroot op NAF. 1.115,50 aan verschotten en NAF. 5.100,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 20 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.