ECLI:NL:OGHNAA:2008:BD9756

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 314/05 - H 21/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in het buitenland uitgesproken vonnis inzake hypothecaire lening

In deze zaak gaat het om de erkenning van een in Florida uitgesproken vonnis dat strekt tot betaling van een hypothecaire lening. De appellanten, een man en een vrouw wonende op Sint Maarten, waren oorspronkelijk gedaagden en hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen (GEA). Het GEA had hen veroordeeld tot betaling aan Ocean Bank, de oorspronkelijke eiseres, van een aanzienlijk bedrag. De appellanten voerden negentien grieven aan tegen het vonnis van het GEA, waarbij zij onder andere stelden dat het vonnis van de Amerikaanse rechter niet erkend kon worden omdat niet aan de voorwaarden voor erkenning was voldaan.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft de voorwaarden voor erkenning van een buitenlands vonnis uiteengezet. Deze voorwaarden zijn: de buitenlandse rechter moet bevoegd zijn op een internationaal aanvaarde grond, het vonnis moet tot stand zijn gekomen na een behoorlijke rechtspleging, en de erkenning mag niet in strijd zijn met de openbare orde. Het Hof concludeert dat aan al deze voorwaarden is voldaan. De appellanten hebben niet kunnen aantonen dat de Amerikaanse rechter niet bevoegd was of dat er geen behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden.

Het Hof bevestigt het vonnis van het GEA en wijst de vorderingen van de appellanten in reconventie af. De appellanten worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak van het Hof is gedaan ter openbare terechtzitting op Sint Maarten en is op 20 juni 2008 uitgesproken.

Uitspraak

Registratienummer: AR 314/05 - H 21/08
Uitspraak: 20 juni 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
1. [naam mannelijke appellant]
2. [naam vrouwelijke appellant],
beiden wonende op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro,
- tegen -
de vennootschap naar het recht van Florida, Verenigde Staten van Amerika
OCEAN BANK,
gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. A. Huizing, E.J.J. Huizing en R.F. Gibson.
Partijen worden hierna "[appellant]" (in mannelijk enkelvoud) en "Ocean Bank" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 5 december 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (verder: GEA), tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 18 december 2006 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 17 januari 2007 ingekomen memorie van grieven heeft hij negentien grieven tegen het vonnis aangevoerd. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen, de vordering van de Bank in conventie zal afwijzen en de vorderingen van [appellant] in reconventie zal toewijzen, met veroordeling van Ocean Bank in de proceskosten in beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Ocean Bank de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal bevestigen, kosten rechtens.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Geen grieven zijn gericht tegen de door het GEA onder 1.2 en 1.3 als vaststaand aangenomen feiten. De vaststelling komt het Hof juist voor. Het Hof gaat daarom van die vaststelling uit.
3.2 Het GEA heeft [appellant] - kort gezegd - veroordeeld tot betaling aan Ocean Bank van US$ 1.260.182,86 in hoofdsom en US$ 50.569,44 aan rente tot 15 maart 2005, te vermeerderen met verdere rente. Een deel van de grieven richt zich tegen die beslissing.
3.3 Het in Florida op 15 maart 2005 uitgesproken vonnis strekt tot betaling van uit hoofde van een hypothecaire lening verschuldigde bedragen onder aftrek van de executieopbrengst van de verhypothekeerde zaak. Naar Nederlands-Antilliaans internationaal privaatrecht wordt een in het buitenland uitgesproken vonnis van dergelijke strekking erkend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
(1) de buitenlandse rechter was op een internationaal aanvaarde grond bevoegd om kennis te nemen van de zaak,
(2) het vonnis is tot stand gekomen na een behoorlijke rechtspleging en
(3) erkenning van het vonnis is niet in strijd met de openbare orde.
Deze erkenning geldt van rechtswege, zodat de Nederlands-Antilliaanse rechter in een procedure als bedoeld in art. 431 lid 2 Rv dient uit te gaan van de juistheid van het buitenlandse vonnis indien aan die voorwaarden is voldaan. Hieraan doet niet af dat tenuitvoerlegging van het buitenlandse vonnis niet is gevorderd.
Het GEA heeft dus terecht die toets aangelegd.
3.4 In rov. 2 van het vonnis van 20 juli 2004 heeft de Amerikaanse rechter overwogen bevoegd te zijn. Zoals blijkt uit rov. 1 van dat vonnis en ook niet is betwist in deze procedure, is de verhypothekeerde zaak gelegen in Florida. De Amerikaanse rechter was in elk geval op die internationaal aanvaarde grond bevoegd. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan.
3.5 Op 20 februari 2004 is in de Amerikaanse procedure namens [appellant] verweer gevoerd door A.L. Postman. [appellant] heeft niet aangevoerd dat deze niet bevoegd was hem te vertegenwoordigen. Zoals in het vonnis van 15 maart 2005 is vermeld, en ook blijkt uit het betekeningsexploot van 3 februari 2005 van de deurwaarder op Sint Maarten, is [appellant] in persoon op de hoogte gebracht van de zitting van 15 maart 2005. Gelet hierop is [appellant] voldoende in de gelegenheid gesteld verweer te voeren in de Amerikaanse procedure. De omstandigheid dat hij op Sint Maarten woonde, maakt dat niet anders. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de vonnissen van 20 juli 2004 en/of 15 maart 2005 niet tot stand zijn gekomen na een behoorlijke rechtspleging. Aan de tweede voorwaarde is dan ook eveneens voldaan.
3.6 Geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat erkenning van het vonnis van 15 maart 2005 in strijd zou komen met de openbare orde van de Nederlandse Antillen. Ook aan de derde voorwaarde is voldaan.
3.7 Op grond van het voorgaande verenigt het Hof zich met de toewijzing in conventie van de hoofdvordering. [appellant] is dan ook terecht veroordeeld in de proceskosten in conventie. Tegen de begroting daarvan heeft het Hof geen bezwaren.
3.8 Het GEA heeft de tot onder meer schadevergoeding strekkende vorderingen in reconventie afgewezen. Een deel van de grieven richt zich daartegen.
3.9 Indien bij de executoriale veiling de zaak is gekocht door een bankemployé van Ocean Bank die de zaak met winst heeft doorverkocht, levert die enkele omstandigheid geen tekortkoming of onrechtmatige daad van Ocean Bank jegens [appellant] op. De beschuldiging dat Ocean Bank [appellant] heeft misleid en de verwachting heeft gewekt dat een letter of credit zou worden afgegeven, is onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de stelling dat Ocean Bank op willekeurige wijze rekeningen van [appellant] crediteerde en debiteerde.
Voorts zijn de stellingen van [appellant] ten aanzien van daadwerkelijk door hem geleden schade als gevolg van de gestelde tekortkomingen en onrechtmatige handelwijzen van Ocean Bank te algemeen en te vaag. Dit alles dient daarom te worden gepasseerd. Verwijzing naar de schadestaatprocedure komt dan ook niet aan de orde. De vordering tot schadevergoeding, op te maken in de schadestaatprocedure, moet worden afgewezen.
De andere vorderingen delen dat lot, omdat [appellant], ondanks een overweging van het GEA dienaangaande onder 3.11, in hoger beroep niet heeft vermeld welk zelfstandig belang hij bij die vorderingen heeft in geval van toewijzing van de vordering in conventie en afwijzing van de vordering tot schadevergoeding.
3.10 Het bestreden vonnis dient te worden bevestigd. De grieven behoeven verder geen bespreking. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Ocean Bank gevallen en tot op heden begroot op NAF. 197,50 aan verschotten en NAF. 10.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, L.J. de Kerpel-van de Poel en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 20 juni 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.