ECLI:NL:OGHNAA:2008:BD9125

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 2367/07– H. 400/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de kinderbijdrage in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 15 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de vaststelling van een kinderbijdrage. De vader, die in Aruba woont, was oorspronkelijk gerekwestreerde en is thans appellant, terwijl de Voogdijraad van Aruba, oorspronkelijk rekwestrant, thans geïntimeerde is. De vader had in eerste aanleg een kinderbijdrage van Afl. 450,= per maand opgelegd gekregen, maar betoogde dat zijn draagkracht dit bedrag niet toeliet. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2008 heeft de vader zijn financiële situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij een netto salaris van ongeveer Afl. 2.500,= per maand ontvangt, maar ook aanzienlijke schulden heeft. De moeder van het kind heeft verklaard akkoord te gaan met een lagere kinderbijdrage van Afl. 390,= per maand.

Het Hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat een kinderbijdrage van Afl. 350,= per maand billijk is, rekening houdend met de financiële situatie van de vader en de moeder. Het Hof heeft de eerdere beschikking vernietigd en de nieuwe bijdrage vastgesteld met terugwerkende kracht tot 1 september 2007. Tevens is bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vader de bijdrage moet voldoen, ongeacht eventuele verdere rechtszaken.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een billijke verdeling van onderhoudsverplichtingen tussen kinderen uit verschillende huwelijken, vooral wanneer de onderhoudsplichtige niet in staat is om aan alle verplichtingen volledig te voldoen. Het Hof heeft hierbij de wettelijke maatstaven in acht genomen en gewezen op de noodzaak van een redelijke wetstoepassing in dergelijke situaties.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2008 BESCHIKKING NO.
Registratienrs. EJ 2367/07– H. 400/07
Uitspraak: 15 april 2008
BESCHIKKING GEGEVEN DOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
in de zaak van:
[vader],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vader,
oorspronkelijk gerekwestreerde, thans appellant,
procederend in persoon,
tegen
de Voogdijraad van Aruba,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk rekwestrant, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mw H.A. Koeyers-Martes.
Het verloop van de procedure
1.1. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 2367 van 2007 gegeven en op 25 oktober 2007 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. De vader is bij beroepschrift, ingekomen op 28 november 2007, in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking. Daarin heeft hij het hoger beroep toege¬licht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de kinderbijdrage zal vaststellen op een billijk bedrag.
1.3. De Voogdijraad heeft in een memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof de vader niet-ontvankelijk zal verklaren, althans het beroep zal verwerpen met bevestiging van de bestreden beschikking.
1.4. Op 11 maart 2008 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader, de moeder [moeder] , en mr. M. Ras van de Voogdijraad.
1.5. Een heden uit te spreken beschikking is aangezegd.
2. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.
3. Beoordeling
3.1. In eerste aanleg is de vader niet verschenen. Het GEA heeft de kinderbijdrage vastgesteld op Afl. 450,= per maand. De vader betoogt dat zijn draagkracht betaling van dit bedrag niet toelaat.
3.2. Ter zitting heeft de vader salarisslips getoond waaruit blijkt dat zijn salaris ca. Afl. 2.500,= netto per maand bedraagt. Hij ontvangt voorts fooien in het restaurant waar hij werkt. Hij heeft echter grote schulden en betaalt maandelijks Afl. 700,= in verband met een lening van de Aruba Bank, minimaal Afl. 125,= in verband met Aruba Card en Afl. 350,= in verband met een lening van Island Finance, maar deze zal spoedig zijn afgelost.
3.3. Ten behoeve van een ander kind betaalt hij vrijwillig Afl. 250,= per maand. In dit verband attendeert het Hof erop dat bij ontoereikende draagkracht van de vader zijn twee kinderen in beginsel gelijkelijk behoren te worden behandeld. Men zie de uitspraak van de Hoge Raad van 13 december 1991, NJ 1992, 178, waarin is overwogen:
‘Op zichzelf is juist (…) dat de wet geen regeling geeft voor een situatie (…) waarin iemand onderhoudsverplichtingen heeft jegens kinderen uit zijn eerste en uit zijn tweede huwelijk, terwijl zijn draagkracht niet voldoende is om aan die verplichtingen volledig te voldoen. Een redelijke wetstoepassing brengt evenwel mede dat in zulk een geval het voor onderhoud beschikbare bedrag tussen die kinderen wordt verdeeld, in beginsel gelijkelijk tenzij bijzondere omstandigheden tot een andere verdeling aanleiding geven, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een duidelijk verschil in behoefte. Een andere opvatting zou tot gevolg hebben dat toevallige omstandigheden bepalen welk van de kinderen bij de anderen wordt achtergesteld, of zelfs dat de onderhoudsplichtige het in de hand heeft een of meer van zijn kinderen bij de anderen achter te stellen – omdat immers wel de onderhoudsplichtige maar niet de onderhoudsgerechtigde de mogelijkheid heeft wijziging van de andere bijdragen te verzoeken – hetgeen uit een oogpunt zowel van rechtszekerheid als van billijkheid onaanvaardbaar is. Het (…) probleem dat zich voordoet indien de onderhoudsplichtige wijziging verzoekt van de voor een van zijn kinderen te betalen bijdrage terwijl de rechter die over dat verzoek heeft te oordelen niet in de gelegenheid is om in samenhang daarmee de bijdragen voor de andere kinderen van die onderhoudsplichtige bij te stellen omdat een daartoe strekkend wijzigingsverzoek niet aan zijn oordeel is onderworpen, dient in beginsel aldus te worden opgelost dat de rechter de bijdrage waarvan wijziging aan hem is verzocht, vaststelt op het bedrag waarop hij haar met inachtneming van voormelde maatstaf zou hebben vastgesteld indien hij tegelijkertijd, eveneens met inachtneming van die maatstaf, over wijziging van de andere bijdragen te oordelen zou hebben gehad. Verwacht mag immers worden dat, wanneer de onderhoudsplichtige op grond van die vaststelling wijziging van de andere bijdragen verzoekt, de rechter die op dat verzoek moet beslissen met deze vaststelling rekening zal houden.’
3.4. De moeder verdient maandelijks netto ca. Afl. 300,=. Ter zitting heeft zij verklaard akkoord te gaan met een kinderbijdrage van de man van Afl. 390,= per maand.
3.5. Het Hof acht, alles afwegende, een kinderbijdrage van Afl. 350,= per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Niet aanvaardbaar is dat wat betreft de kinderbijdrage de moeder eventueel tot terugbetaling verplicht zal zijn. Het Hof zal daarom dienaangaande een voorziening treffen.
3.6. De proceskosten worden ook in hoger beroep gecompenseerd
4. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking; en opnieuw rechtdoende:
- bepaalt de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind van partijen, [kind], op Afl. 350,= per maand, met ingang van 1 september 2007, bij vooruitbetaling te voldoen aan de Voogdijraad, met dien verstande dat voorzover door de man tot op heden meer is betaald of op hem is verhaald de bijdrage wordt bepaald op hetgeen door hem is betaald of op hem is verhaald;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten van deze procedure aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.M. Mezas, J. de Boer en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2008 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.