ECLI:NL:OGHNAA:2008:BD9070

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1034/07 - H 27/08
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake conservatoir beslag door erven tegen Morris E. Curiel & Sons N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de erven van een overledene is ingesteld tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen (GEA) van 22 oktober 2007. De erven, vertegenwoordigd door hun gemachtigden mr.drs. R.E. Blaauw en mr. R.J. Wildeman, hadden het GEA verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir beslag op de naamloze vennootschap Morris E. Curiel & Sons N.V., gevestigd op Curaçao. Het GEA heeft dit verzoek afgewezen, waarop de erven in hoger beroep zijn gegaan. Op 5 november 2007 dienden zij een akte van hoger beroep in, waarin zij verzochten om vernietiging van de beschikking en alsnog verlof voor het beslag.

Tijdens de zitting hebben de erven afgezien van pleidooi, terwijl de tegenpartij, Mecs, niet verschenen was. Het Hof heeft vervolgens de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken. Het Hof concludeert dat een summier onderzoek niet leidt tot de slotsom dat het in cassatie bestreden vonnis van het Hof van 11 september 2001 onjuist of onbegrijpelijk gemotiveerd is. Het Hof oordeelt dat de vordering die het GEA heeft afgewezen bij vonnis van 24 september 2001, dat kracht van gewijsde heeft verkregen, in een nieuwe procedure als ondeugdelijk zal worden bevonden.

Daarom bevestigt het Hof de beschikking waarvan beroep. De beslissing is gegeven door de rechters G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, en is op 29 april 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Registratienummer: AR 1034/07 - H 27/08
Uitspraak: 29 april 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking in de zaak van:
De erven van [overledene]:
1. [appellant 1],
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
met gekozen domicilie op Curaçao,
oorspronkelijk verzoekers,
thans appellanten,
gemachtigden: mr.drs. R.E. Blaauw en mr. R.J. Wildeman,
- tegen -
de naamloze vennootschap
MORRIS E. CURIEL & SONS N.V.,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk gerekwestreerde,
thans geïntimeerde.
Partijen worden hierna "de erven" en "Mecs" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij op 19 oktober 2007 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: GEA), ingekomen beslagrekest, met producties, hebben de erven het GEA verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van Mecs, met nevenverzoeken. Bij beschikking van 22 oktober 2007 heeft het GEA de verzoeken afgewezen.
1.2 De erven zijn in hoger beroep gekomen van die beschikking door op 5 november 2007 een (als beroepschrift aan te merken) akte van hoger beroep in te dienen, tevens houdende memorie van grieven, met producties. Hun gemotiveerde conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en het verlof alsnog zal verlenen, met nevenverzoeken.
1.3 Op de voor pleidooi bepaalde dag hebben de erven afgezien van pleidooi en is Mecs niet verschenen. Beschikking is aangezegd tegen heden.
2. De beoordeling
Summier onderzoek kan niet tot de slotsom leiden dat het in cassatie bestreden vonnis van het Hof van 11 september 2001 onjuist of onbegrijpelijk gemotiveerd is. Reeds daarom moet worden verwacht dat de vordering die het GEA heeft afgewezen bij vonnis van 24 september 2001, welk vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen, in een nieuwe procedure ondeugdelijk zal worden bevonden. Het verzoek is daarom terecht afgewezen. Belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
BESLISSING:
Het Hof bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en op Curaçao uitgesproken op 29 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.