ECLI:NL:OGHNAA:2008:1

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
8 januari 2008
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
AR 745/99 - H 150/02
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil over verkavelingsplan en invulling en vorderingen

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een geschil over een verkavelingsplan en de invulling daarvan. De zaak is gestart door de naamloze vennootschap Greko’s N.V., gevestigd op Curaçao, die oorspronkelijk als gedaagde fungeerde en nu als appellante optreedt. De tegenpartij is [X], die oorspronkelijk eiser was en nu geïntimeerde is. De procedure is gestart met een vonnis op 11 maart 2003, waarin [X] werd toegelaten tot bewijslevering over verschillende punten, waaronder de aanwezigheid van een bord met een schets van het verkavelingsplan en de promotie-activiteiten die door [X] zijn ondernomen. Het Hof heeft in dit tussenvonnis de bewijslevering van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd door [X] met betrekking tot de aanwezigheid van het bord en de promotie-activiteiten. Het Hof heeft ook de waarde van de gevel voor Greko’s vastgesteld op NAF. 93.075,-- na toepassing van een korting van 25% op de totale waarde. De bewijsopdrachten aan [X] zijn niet in voldoende mate bewezen, met uitzondering van enkele infrastructurele werkzaamheden die door [X] zijn verricht. Het Hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wijze waarop de waarden van de prestaties moeten worden vastgesteld en heeft voorgesteld om een deskundige te benoemen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [X].

Uitspraak

Registratienummer: AR 745/99 - H 150/02
Uitspraak: 8 januari 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GREKO’S N.V.,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. R.E. Blaauw en R.J. Wildeman,
- tegen -
[X],
wonend op Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.
Partijen worden hierna “Greko’s” en “[X]” genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Op 11 maart 2003 heeft het Hof vonnis gewezen en daarbij [X] toegelaten te bewijzen:
dat door [X] een bord met schets verkavelingsplan is aangebracht;
dat en welke promotie-activiteiten door [X] zijn ondernomen tot 18 augustus 1998;
welke infrastructurele werken hij tot 23 april 1998 heeft uitgevoerd.
Greko’s is bij dat vonnis toegelaten te bewijzen:
dat de churuata niet op aan Greko’s in eigendom toebehorende grond is gebouwd;
dat Greko’s een bedrag van NAF. 168.000,-- aan [X] heeft voldaan.
1.2
Tevens heeft het Hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de kwestie van de grensoverschrijdende gevel (r.o. 4.9 onder B.9).
1.3
Van de zijde van [X] zijn op 10 april 2003 [ ] en [ ], op 8 mei 2003 [ ] en [ ] en op 3 september 2003 [ ] als getuigen gehoord. Van de zijde van Greko’s zijn op 21 mei 2004 [ ], op 23 februari 2006 [ ] en op 14 juni 2006 [ ] als getuigen gehoord.
1.4 [
[X] heeft een akte overlegging bewijs en een conclusie na enquête genomen. Greko’s heeft een conclusie na enquête tevens contra-akte overlegging bewijs genomen. Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de kwestie van de grensoverschrijdende gevel. Nu onvoldoende is betwist dat de gevel grotendeels (dus voor in ieder geval de helft) niet op het terrein van Greko’s is gerealiseerd en in zoverre dus ook geen eigendom is geworden van Greko’s, ziet het Hof aanleiding om, overeenkomstig haar reeds geuite voornemen, op de in beginsel aan de gevel toe te kennen waarde van NAF. 124.100,-- een korting toe te passen. Daarbij houdt het Hof er rekening mee dat in de door het Hof in het tussenvonnis van 11 maart 2003 gehanteerde waarde van de gevel op grond van het deskundigenrapport de waarde van het portiershuisje, waarvan niet is komen vast te staan dat het zich op andermans grond bevindt, is begrepen. Het Hof zal mede gelet daarop een korting van 25% op de totale waarde van de gevel (inclusief portiershuisje) toepassen. De waarde van de gevel voor Greko’s wordt daarmee dus vastgesteld op NAF. 93.075,--.
2.2
Ten aanzien van de bewijsopdrachten aan [X] geldt het volgende.
ad a. bord met schets verkavelingsplan
2.3
Getuige [ ] heeft verklaard dat er bij de ingang van het project een bord stond met daarop een schets van het verkavelingsplan; dat bord zou afkomstig zijn van het Venezolaanse bureau Octagon en later door een ander bord zijn vervangen. De verklaring van getuige [ ] dient evenwel met de nodige voorzichtigheid te worden beoordeeld aangezien vaststaat dat zij een affectieve relatie heeft met [X] (en blijkens de conclusie na enquête ook als zijn gemachtigde optreedt), die een rechtstreeks belang heeft bij de uitkomst van de bewijslevering. Dat er een bord met een schets van het verkavelingsplan is aangebracht, wordt door geen van de anderen getuigen verklaard. De getuigen [ ] en [ ] verklaren weliswaar ook over een of meer borden bij het project maar hebben daarbij niet aangegeven dat er een bord met een schets van het verkavelingsplan heeft gestaan. Getuige [ ], die rechtstreeks bij het project en de uitwerking van het verkavelingsplan betrokken was, verklaart ook over een bord bij de ingang van het project maar uit de bij zijn verklaring gevoegde foto blijkt nu juist dat op het bord dat hij bedoelt geen schets van een verkavelingsplan stond. Ook getuige [ ] verklaart alleen het bord gezien te hebben waarvan een foto aan het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 april 2003 was gevoegd. Voorts verklaart getuige [ ] van het bedrijf Octagon (dat volgens getuige [ ] het bord gemaakt zou hebben) niets over een bord met een schets van het verkavelingsplan terwijl dat, gelet op de bewijsopdracht, wel in de rede had gelegen indien er daadwerkelijk een dergelijk bord door hem zou zijn vervaardigd. Het Hof acht dan ook niet bewezen dat er door [X] een bord met een schets van het verkavelingsplan was aangebracht.
ad b. promotie-activiteiten
2.4
Tussen partijen is in discussie of de door [X] ontplooide promotie-activiteiten betrekking hadden op Koraal Tabak Fase I of Koraal Tabak Fase II. In de beoordeling van de vordering van [X] op Greko’s kunnen alleen de activiteiten met betrekking tot Fase I worden betrokken aangezien het contract tussen partijen alleen op die fase betrekking had. Voor zover door de getuigen is verklaard dat door [X] promotie-activiteiten zijn ontplooid, hebben zij daarbij geen onderscheid gemaakt tussen Fase I en II. Dat klemt temeer nu, blijkens de stellingen van [X] zelf, voor Fase I en II dezelfde handelsnaam (Koraal Tabak Country Club) werd gehanteerd. Ook [ ], bij uitstek de getuige die zou kunnen verklaren welke promotie-activeiten ten behoeve van Greko’s (lees: fase I) zijn verricht, verklaart dat hij werkte ten behoeve van Koraal Tabak Country Club. Daardoor blijft onduidelijk in hoeverre de promotie-activiteiten, voor zover ontplooid, (ook) aan Fase I ten goede zijn gekomen en een waarde hebben vertegenwoordigd die door Greko’s zou moeten worden vergoed. Dat door [ ] gesproken wordt over “werkzaamheden voor het verkavelingsplan” maakt deze onduidelijkheid niet minder; deze opmerking is te algemeen om daaruit te kunnen afleiden dat de werkzaamheden betrekking hadden op Fase I. Anders is het ten aanzien van het reclamebord waarvan een foto aan het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 april 2003 was gevoegd. Op dat bord worden kavels te koop aangeboden en door Greko’s is niet betwist dat in fase II (nog) geen kavels te koop waren. Dat bord was dus wel promotie ten behoeve van (uitsluitend) Fase I. Slechts voor zover het het aanbrengen van dat bord betreft, is [X] in de bewijsopdracht ten aanzien van de promotie-activiteiten geslaagd. Ingevolge hetgeen bij tussenvonnis van 11 maart 2003 is bepaald, zal de waarde van dat bord nader dienen te worden bepaald.
ad c. infrastructurele werkzaamheden
2.5
Ten aanzien van dit onderdeel stelt het Hof voorop dat ook deze bewijsopdracht is gegeven met het oog op het vaststellen van de waarde voor Greko’s van de door [X] verrichte prestaties. Dat betekent dat [X] alleen geacht kan worden in het bewijs te zijn geslaagd voor zover deze bewijslevering dusdanige concrete en specifieke uitkomsten ten aanzien van de verrichte prestaties heeft opgeleverd dat op grond daarvan de waarde van die prestaties kan worden begroot.
2.6
Het door [X] overgelegde rapport van Ascon N.V. kan niet bijdragen tot het bewijs. Niet is gebleken dat Ascon N.V. uit eigen waarneming heeft kunnen vaststellen welke werkzaamheden door [X] zijn verricht. Ascon N.V. heeft uitsluitend een raming gemaakt van de kosten die gemoeid zouden zijn geweest met de werkzaamheden zoals die door GeoPro Consultants zijn aangegeven. Dit rapport van GeoPro Consultants en de daarin gehanteerde uitgangspunten zijn evenwel uitdrukkelijk door Greko’s betwist. Dat betekent dat aan de hand van de getuigenverklaringen zal moeten worden beoordeeld of [X] in het aan hem opgedragen bewijs is geslaagd.
2.7
wegenGetuige [ ] heeft verklaard dat in 1998 de hoofdweg van het plan was aangebracht en van opsluitbanden was voorzien (maar nog niet geasfalteerd). Dat de wegen waren aangelegd maar nog niet geasfalteerd, wordt bevestigd door de getuigen [ ], [ ] en [ ]. Volgens [ ] was er overigens bij de ingang wel al een gedeelte geasfalteerd, hetgeen correspondeert met de opmerking van [ ] dat de hoofdweg gedeeltelijk was geasfalteerd, maar onduidelijk is gebleven welk gedeelte. Ook is niet duidelijk of [ ] en [ ] daarmee op dezelfde asfalteringswerkzaamheden doelen als [ ], wanneer deze laatste zegt dat in vier van de tien blokken wel al de onderste asfaltlaag was aangebracht. Nu uit de verklaringen niet duidelijk genoeg volgt welk gedeelte was geasfalteerd, terwijl het doel van de bewijsopdracht is om tot een waardering van het verrichte werk te kunnen komen, dient daaraan voorbij te worden gegaan. Getuige [ ] heeft verklaard dat toen De Antillen N.V. met het werk begon nergens banden aanwezig waren. [ ] staat daarin niet alleen. Weliswaar is niet geheel duidelijk wat getuige [ ] bedoelt als hij zegt dat de verklaring van [ ] in grote lijnen klopt, maar dat er nog geen opsluitbanden waren aangebracht wordt ook uitdrukkelijk verklaard door getuige [ ]. Getuige [ ] kan zich alleen herinneren dat op de hoofdweg opsluitbanden waren aangebracht en volgens [ ] waren bij de ingang van het project opsluitbanden aangebracht. Ook [ ] verklaart alleen dat een gedeelte van de hoofdweg van opsluitbanden was voorzien. Ook ten aanzien van de opsluitbanden is uit de verklaringen aldus onvoldoende duidelijk geworden of, en zo ja, in hoeverre er opsluitbanden waren aangebracht. Hieruit volgt dat slechts bewezen is dat de wegen waren aangelegd, zonder dat bewezen is dat er opsluitbanden en asfalt waren aangebracht. Dat er wegen waren aangelegd is overigens ook reeds in eerste aanleg door Greko’s erkend (conclusie van antwoord, blz. 5 en 6).
2.8
nissenVolgens getuige [ ] waren alle utiliteitsnissen aangebracht. Dat alle elektranissen al waren aangebracht wordt bevestigd door de getuigen [ ] en [ ] (waarbij het Hof ervan uitgaat dat met “utitiliteitsnissen” en “elektranissen” hetzelfde wordt bedoeld) maar wat deze getuigen met “alle” bedoelen, volgt uit hun verklaringen niet; zij noemen geen hoeveelheid. Hun verklaringen stroken ook niet met de verklaring van getuige [ ] volgens wie in slechts vier van de tien blokken elektranissen waren gerealiseerd. Getuige [ ] heeft het over “een aantal nissen”, maar ook hij verklaart niet concreet hoeveel nissen reeds waren gerealiseerd. Dat gegeven is wel cruciaal om de waarde van het verrichte werk te kunnen beoordelen. Nu de uitkomst van de bewijsopdracht daarover geen duidelijkheid biedt, gaat het Hof uit van de reeds door Greko’s erkende hoeveelheid aangebrachte nissen, namelijk 250 dubbele nissen (conclusie van antwoord, blz. 7).
2.9
rooien en duikersVolgens getuige [ ] waren in het hele plan de rooien aangelegd, waarvan de bodem en de wanden waren afgewerkt met beton. Duikers heeft hij niet gezien. Volgens getuige [ ] waren de rooien slechts gedeeltelijk klaar, alsook een gedeelte van de duikers inclusief mantelbuizen. Volgens getuige [ ] waren “zo goed als alle” rooien klaar, bekleed met beton. Getuige [ ] heeft verklaard dat alle rooien waren aangelegd, gemaakt van beton, maar dat een aantal daarvan is ingestort. Ook zouden er volgens haar duikers zijn aangelegd maar daarbij heeft zij niet verklaard waar en hoeveel duikers waren aangelegd. Volgens getuige [ ] was alleen in het achterste gedeelte de waterafvoer gedeeltelijk aangelegd, waarvan een gedeelte al was ingestort. Volgens hem was misschien een duiker klaar maar is de rest allemaal door Antillen N.V. aangelegd. Ook getuige [ ] bevestigt dat er een afwateringskanaal was aangelegd, dat gedeeltelijk was ingestort. Gelet op deze elkaar deels tegensprekende getuigen, kan niet worden vastgesteld in hoeverre de rooien gereed waren en van een dusdanige kwaliteit dat zij ook een waarde vertegenwoordigden. Ook op dit onderdeel is [X] niet in de bewijsopdracht geslaagd en kan het Hof slechts als vaststaand aannemen hetgeen door Greko’s te dien aanzien is erkend, namelijk 900 meter grondwerk en betonvloer (conclusie van antwoord, blz. 6). Dat lang niet alle rooien gereed waren volgt overigens ook reeds uit de eigen stellingen van [X]; [X] heeft immers verwezen naar het rapport van GeoPro Consultants en daarin wordt erover gesproken dat 60% van de rooien was aangelegd. Dat de aangebrachte rooien niet van goede kwaliteit waren volgt voldoende uit de getuigenverklaringen van [ ], [ ] en [ ]. Dat zal bij de waardering van het verrichte werk moeten worden betrokken.
Ten aanzien van de duikers is, gelet op de tegenstrijdige verklaringen, evenmin bewezen hoeveel duikers er gereed waren. Ook hier geldt dat uit de eigen stellingen van [X] (de verwijzing naar het rapport van GeoPro Consultants) volgt dat lang niet alle duikers gereed waren aangezien in dat rapport wordt gesproken over slechts 25%. Gelet op dit alles kan het Hof ten aanzien van de duikers slechts als vaststaand aannemen dat een duiker (13 meter) gereed was, aangezien dat door Greko’s bij conclusie van antwoord is erkend.
2.1
grondverzet en schoonmaak terreinVolgens getuige [ ] was het terrein geheel schoongemaakt, het oude afval van ijzer verwijderd en waren ook de puinhopen opgeruimd. Ook was er grondverzet gepleegd. Dat het terrein was schoongemaakt, is ook bevestigd door de getuigen [ ] en [ ] en wordt door geen van de andere getuigen weersproken. Dat is dan ook bewezen. De opmerking van [ ] over het grondverzet is te vaag om ook ten aanzien van dat aspect van het werk iets bewezen te achten.
2.11
uitzetten kavelsDat de kavels door of voor rekening van [X] zijn uitgezet, is niet bewezen. Weliswaar heeft [ ] verklaard dat alle kavels waren uitgezet maar uit de verklaring van [ ] volgt dat dit door GeoPro Consultants was gedaan. [ ] heeft voorts verklaard dat GeoPro Consultants voor haar werkzaamheden is betaald door Greko’s.
2.12
De slotsom is dat voor wat betreft de infrastructurele werkzaamheden is komen vast te staan dat door [X] ten behoeve van Koraal Tabak Fase I de wegen (zonder opsluitbanden en asfaltering) waren aangelegd, 250 dubbele nissen waren aangebracht, 900 meter rooien en een duiker (13 meter) waren aangelegd en het terrein is schoongemaakt. Daarnaast had Greko’s reeds erkend dat door [X] werkzaamheden waren verricht ten aanzien van “mobilisatie” en het verwerken van 23.000 m3 grond. Ingevolge hetgeen bij tussenvonnis van 11 maart 2003 is overwogen, zal van deze prestaties de waarde moeten worden vastgesteld.
2.13
Ten aanzien van de bewijsopdrachten aan Greko’s geldt het volgende.
ad a. churuata
2.14
Door geen van de getuigen is iets over de churuata verklaard. Ook anderszins is door Greko’s ten aanzien van dit deel van de bewijsopdracht geen bewijs aangedragen. Greko’s is dan ook niet in het bewijs geslaagd.
ad b. betaling NAF. 168.000,--
2.15
Getuige [ ] heeft verklaard dat hij namens Greko’s een bedrag van NAF. 200.000,-- aan [X] heeft “doorgeleend”. Op welke wijze hij dit bedrag heeft betaald en waarop dit bedrag betrekking had, blijkt uit zijn verklaring evenwel niet en daarvan is ook geen nader bewijs aangedragen. De verklaring van getuige [ ] verdraagt zich ook niet met de stelling van Greko’s dat een bedrag van (concreet) NAF. 168.000,-- zou zijn voorgeschoten en dat er twee personen bij aanwezig waren toen het bedrag werd betaald; daarover rept getuige [ ] niet. Voor zover het inderdaad, zoals [ ] heeft verklaard, een geleend geldbedrag betrof, staat daartegenover nog een schuld van [X] zodat ook om die reden uit de verklaring van getuige [ ] al niet kan worden afgeleid dat het een betaling (voorschot) op de aanneemsom betrof.
2.16
Greko’s is derhalve niet in het aan haar opgedragen bewijs geslaagd.
2.17
Op grond van hetgeen is overwogen in r.o. 2.4 en 2.12 zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de wijze waarop de waarden (de marktwaarde ten tijde van de ontvangst) van de in die rechtsoverwegingen bedoelde prestaties moeten worden vastgesteld . Het Hof stelt zich voor dat daartoe een deskundige zal moeten worden benoemd. Partijen worden verzocht om zich, zo mogelijk na onderling overleg: eenstemmig, uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen. Overigens geeft het Hof partijen uitdrukkelijk in overweging om, gelet op hetgeen in deze procedure inmiddels is vastgesteld en ter voorkoming van verdere (deskundigen- en proces)kosten, in onderling overleg tot een finale regeling te komen. Indien zij erin slagen een regeling te treffen, kunnen zij daarvan ter rolle mededeling doen.
2.18
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte, eerst aan de zijde van [X]. Greko’s zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
BESLISSING:
Het Hof,
verwijst de zaak naar de rol van 5 februari 2008 voor akte aan de zijde van [X] zoals bedoeld in r.o. 2.17;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en F.J.P. Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 8 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.