ECLI:NL:OGHNAA:2007:BG3744
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- H.L. Wattel
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergunning tot verblijf en de gevolgen voor gezinsleven onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 29 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een vergunning tot verblijf voor een vreemdeling. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn wettelijk vertegenwoordiger, had een verzoek ingediend om een vergunning tot verblijf te verlenen, maar dit verzoek werd afgewezen door de minister van Justitie. De vreemdeling betoogde dat de afwijzing een ongeoorloofde inmenging in zijn gezinsleven opleverde, aangezien zijn ouders legaal in Aruba verbleven en hij volledig geïntegreerd was in de Arubaanse samenleving. Hij verwees naar een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarin werd gesteld dat de afwijzing van zijn aanvraag in strijd was met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Het Hof oordeelde echter dat de vreemdeling geen verblijfstitel werd ontnomen die hem in staat stelde tot gezinsleven in Aruba. De rechter bevestigde dat de omstandigheden van de vreemdeling niet zo bijzonder waren dat de minister een positieve verplichting had om de vergunning te verlenen. Het Hof nam daarbij in overweging dat de vreemdeling in 2003 door zijn moeder bij zijn grootmoeder was achtergelaten en dat er geen bewijs was dat terugkeer naar Colombia voor hem onmogelijk was. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.
De beslissing van het Hof benadrukt de strikte toepassing van het beleid omtrent gezinshereniging en de voorwaarden waaronder een vergunning tot verblijf kan worden verleend. De uitspraak heeft implicaties voor vreemdelingen die in vergelijkbare situaties verkeren en roept vragen op over de balans tussen nationale immigratiewetgeving en de bescherming van gezinsleven onder internationaal recht.