158 HLAR 32/06
Datum uitspraak: 4 juni 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap "G.N. Entertainment N.V.", gevestigd op Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 9 juni 2006 in het geding tussen:
1. het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten,
2. de naamloze vennootschap "Golden Palm Casino N.V.",
3. de naamloze vennootschap "Resort of the World N.V.",
4. de naamloze vennootschap "The Friendly Island Casino N.V.",
5. de naamloze vennootschap "Princess Juliana International Airport N.V.".
Bij beschikking van 23 februari 2005 heeft het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: het Bestuurscollege) een aanvraag van appellante om haar vergunning voor het exploiteren van een casino op het terrein van het Caravanserai Resort te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 9 juni 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij brief, bij het Hof binnengekomen op 21 juli 2006, heeft appellante hoger beroep ingesteld. Bij brief van 7 maart 2007 heeft zij de gronden van het beroep aangevuld.
Bij brief van 27 november 2006 heeft Resort of the World een schriftuur ingediend
Bij brief van 7 december 2006 heeft het Bestuurscollege van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Veen, advocaat, het Bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. B.G. Hofman, advocaat, en Golden Palm Casino en Resort of the World, beide vertegenwoordigd door mr. M. Hofman, advocaat, zijn verschenen.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek heropend.
Bij brief van 4 april 2007 heeft Golden Palm Casino een schriftuur ingediend.
Bij brief van 4 april 2007 heeft het Bestuurscollege dat gedaan.
Bij brief van 10 april 2007 heeft appellante een nader stuk ingediend.
Met toestemming van partijen is daarna afgezien van een hernieuwde behandeling van de zaak ter zitting.
2.1. Appellante klaagt dat, samengevat weergegeven, het Gerecht, door te overwegen dat het door het Bestuurscollege gevoerde casinobeleid niet onredelijk is en er geen grond is voor het oordeel dat het Bestuurscollege de aanvraag niet heeft mogen afwijzen, heeft miskend dat het beleid achterhaald is en onverkorte toepassing ervan tot onredelijke situaties leidt. Voorts heeft het Gerecht volgens haar aldus miskend dat het Bestuurscollege, door toe te staan dat Golden Palm Casino van locatie verandert, in strijd met het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur heeft gehandeld, mede omdat het de vennootschap in 1996 de toezegging heeft gedaan dat haar vergunning zal worden verleend.
2.2. Het ter uitvoering van artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening Harzardspelen 1948 door het Bestuurscollege gevoerde beleid strekt ertoe dat niet meer dan tien zogenoemde stand alone-casino’s, als waar het hier om gaat, dat wil zeggen niet tot een hotel behorend op het eiland worden toegestaan en slechts vergunning wordt verleend voor een zogenoemd hotel-casino, als het desbetreffende hotel over minimaal 200 kamers beschikt.
Het Gerecht heeft in hetgeen appellante heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het Bestuurscollege niet in redelijkheid tot het voeren van dat beleid heeft kunnen besluiten. Het is niet aan de rechter om te beoordelen of het gevoerde beleid verouderd is.
Het Gerecht heeft voorts met juistheid overwogen dat het Bestuurscollege terecht heeft geoordeeld dat appellante niet aan de volgens het gevoerde beleid vastgestelde vereisten voor vergunningverlening voor een zogenoemd hotel-casino voldoet en evenmin in aanmerking komt voor verlening van een vergunning voor een zogenoemd stand-alone-casino, omdat het maximum aantal daarvan op het eiland reeds was bereikt.
2.3. Het betoog van appellante dat zich in dit geval zodanig bijzondere omstandigheden voordoen, dat het Bestuurscollege in verband daarmee niet in redelijkheid onverkort aan het door hem gevoerde beleid heeft kunnen vasthouden, faalt evenzeer. Dat in 1999, naar gesteld, buiten het gevoerde beleid om vergunning aan Golden Palm Casino is verleend, leidt niet tot het oordeel dat het Bestuurscollege gehouden is om thans appellante in afwijking van het gevoerde beleid vergunning te verlenen. Niet in geschil is dat het Bestuurscollege in mei 1996 en derhalve vóór het thans gevoerde beleid werd vastgesteld, aan Golden Palm Casino had toegezegd dat haar vergunning zou worden verleend, hetgeen in 1999 is gebeurd. Een vergelijkbare toezegging is appellante niet gedaan. De door appellante in dat verband aangehaalde brief van het Bestuurscollege van oktober 1998 houdt geen zodanige toezegging in. Appellante heeft er voorts destijds om haar moverende redenen voor gekozen om de zeggenschap in Golden Palm Casino te vervreemden. Dat appellante, naar gesteld, in juridische en financiële problemen komt, indien haar geen casinovergunning wordt verleend, is verder geen bijzondere omstandigheid in evenbedoelde zin.
Voor zover appellante in hoger beroep wijst op nieuwe ontwikkelingen die zich, naar zij stelt, hebben voorgedaan na de aangevallen uitspraak, vallen deze buiten het geschil. Hetgeen appellante voorts heeft aangevoerd met betrekking tot het in het kader van bestuurlijk toezicht tot stand gekomen vernietigingsbesluit van de Gouverneur van 11 november 2005 en de procedure daartegen bij de burgerlijke rechter, kan evenmin in de beoordeling worden betrokken, omdat dit in die procedure aan de orde moet worden gesteld.
In hetgeen appellante overigens nog heeft aangevoerd, heeft het Gerecht terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de afwijzing van de aanvraag om casinovergunning in strijd is met enig rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel. De klachten van appellante dat het Bestuurscollege met twee maten meet door Golden Palm Casino toe te staan om van locatie te veranderen en dat zij ten onrechte niet ter zake van het verzoek daartoe van Golden Palm Casino is gehoord, treft geen doel, nu het Bestuurscollege onvoldoende bestreden heeft gesteld dat het beleid niet aan verplaatsing van een vergund casino in de weg staat en het niet gehouden was om appellante over het desbetreffende verzoek te horen. De klachten falen.
2.4. Voor zover appellante nog heeft gesteld dat de Eilandsraad in oktober 2006 heeft besloten dat haar vergunning kan worden verleend, wordt overwogen dat de Eilandsraad niet het tot vergunningverlening bevoegde en voor vergunningverlening verantwoordelijke bestuursorgaan is. Het op basis van die stelling gebaseerde betoog faalt evenzeer.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2007