ECLI:NL:OGHNAA:2007:BF4222

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
29 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209 HLAR 37/07
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergunning tot verblijf en niet verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot verblijf niet-ontvankelijk heeft verklaard. De minister van Justitie had op 6 februari 2006 de aanvraag van appellante afgewezen. Appellante maakte hiertegen bezwaar, maar dit bezwaar werd door de minister van Vreemdelingenzaken niet-ontvankelijk verklaard. De appellante stelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaar niet verschoonbaar was overschreden, maar het Gerecht oordeelde dat de door haar aangevoerde omstandigheden geen reden gaven om deze overschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de minister terecht geen grond had gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het Hof concludeerde dat de aangevochten uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg diende te worden bevestigd, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 november 2007.

Uitspraak

209 HLAR 37/07
Datum uitspraak: 29 november 2007
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 juni 2007 in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Vreemdelingenzaken.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 6 februari 2006 heeft de minister van Justitie een aanvraag van appellante om haar een vergunning tot verblijf te verlenen afgewezen.
Appellante heeft daartegen bij brief van 10 oktober 2006 bezwaar gemaakt.
Bij ongedateerde beschikking (LAR/535geh) heeft de minister van Vreemdelingenzaken (hierna: de minister) het aldus gemaakte bezwaar niet ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 23 juli 2007, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 10 september 2007 heeft de minister van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.E.B. Gibbs, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.B. Boyce, ambtenaar in dienst van het Land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Gerecht heeft overwogen dat – samengevat – de minister in de door appellante aangevoerde redenen terecht geen grond heeft gezien de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar te achten.
2.2. Appellante klaagt dat het Gerecht aldus heeft miskend dat zij voldoende argumenten heeft aangevoerd om te concluderen dat haar de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet kon worden tegengeworpen.
2.2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat de termijn in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, wordt een bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bewaarschrift op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.2.2. Niet in geschil is dat appellante het bezwaarschrift niet heeft ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn.
In de onder 1 tot en met 12, 34 en 35 van het hoger beroepschrift gestelde omstandigheden heeft het Gerecht terecht geen reden gezien om verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding aan te nemen. De gestelde omstandigheden hebben geen betrekking op de oorzaak van het door haar niet tijdig maken van bezwaar.
De onder 13 tot en met 19 gestelde feiten en omstandigheden hebben betrekking op de duur van de besluitvormingsprocedure. Voor zover appellante beoogd heeft daarmee te betogen dat de minister niet binnen de daarvoor gestelde termijn op haar aanvraag om verblijfsvergunning heeft beslist, heeft het Gerecht hierin terecht evenmin reden gezien om verschoonbaarheid aan te nemen, reeds omdat dit zich vóór de in beroep bestreden beschikking heeft voorgedaan.
De onder 28 tot en met 33 gestelde omstandigheden kunnen niet tot het ermee beoogde resultaat leiden, reeds omdat deze betrekking hebben op een andere procedure.
Het standpunt van appellante onder 24 tot en met 27 dat, samengevat weergegeven, het Gerecht heeft miskend dat een bestuursorgaan de bestreden beschikking in bezwaar moet heroverwegen en daarbij de belangen van de bezwaarmaker dient te betrekken, gaat eraan voorbij dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Het Gerecht heeft het onderzoek terecht beperkt tot de vraag of de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hetgeen appellante onder 36 betoogt, biedt geen aanknopingspunt voor een andersluidend oordeel.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
Voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2007
Verzonden: