ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG2089

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
150 HLAR 24/06
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om woningen te bouwen op perceel in Oost Jongbloed

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 27 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van appellant om woningen c.q. appartementen te mogen bouwen op een perceel gelegen te Oost Jongbloed. Het verzoek was eerder door het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao afgewezen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Bestuurscollege verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Appellant ging hiertegen in beroep bij het Gerecht in eerste aanleg, dat op 31 mei 2006 de uitspraak deed dat het beroep voor een deel niet-ontvankelijk was en voor het overige ongegrond. Appellant stelde hiertegen hoger beroep in bij het Hof.

Tijdens de zitting op 27 september 2006 heeft het Hof de zaak behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.E. Fortin, en het Bestuurscollege vertegenwoordigd was door ambtenaren. Appellant betoogde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar verschoonbaar was, omdat hij pas eind december 2004 over alle benodigde informatie beschikte. Het Hof oordeelde echter dat de gestelde noodzaak om nadere gegevens te verzamelen geen grond vormde voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Appellant had het bezwaar ter bewaring van de termijn kunnen indienen, ook al was het nog niet volledig onderbouwd.

Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de rechters W.P.M. ter Berg, R.W.L. Loeb en A.W.M. Bijloos betrokken waren, met mr. N.M. Martinez als griffier.

Uitspraak

150 HLAR 24/06
Datum uitspraak: 27 november 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend op [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 31 mei 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao.
1. Procesverloop
Bij brief van 12 augustus 2004 heeft het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao (hierna: het Bestuurscollege) een verzoek van appellant om woningen c.q. appartementen te mogen bouwen op het perceel, kadastraal omschreven in meetbrief 692/1984, gelegen te Oost Jongbloed, afgewezen.
Daartegen heeft appellant bij brief van 2 januari 2005 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het aldus gemaakte bezwaar heeft appellant bij brief, ingekomen op 13 juni 2005, beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht).
Bij beschikking van 6 oktober 2005 heeft het Bestuurscollege het gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief, ingekomen op 10 november 2005, heeft appellant tegen deze beschikking beroep ingesteld bij het Gerecht.
Bij uitspraak van 31 mei 2006 heeft het Gerecht het beroep, voor zover ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen bij het Gerecht op 10 juli 2006, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2006, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. W.E. Fortin, advocaat, en het Bestuurscollege, vertegenwoordigd door mrs. E.F. Roosje en S.P. Martis, beiden ambtenaren in dienst van het Eilandgebied Curaçao, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt het bezwaarschrift ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven of geldt als geweigerd.
Ingevolge het derde lid blijft, wanneer het bezwaarschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege, indien de bezwaarde aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van hem niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
2.2. Appellant betoogt allereerst dat het Gerecht, door de termijnoverschrijding in bezwaar niet verschoonbaar te achten, heeft miskend dat hij niet eerder dan eind december 2004 alle voor de toelichting van het bezwaar benodigde informatie te zijner beschikking had.
2.2.1. Het betoog faalt. Het Gerecht heeft in de gestelde noodzaak om nadere gegevens of argumenten te verzamelen terecht geen grond gevonden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Appellant had het bezwaar ter bewaring van de termijn zonodig op nader aan te vullen gronden kunnen maken.
2.3. Hetgeen appellant voor het overige aanvoert kan hem evenmin baten, omdat dit, ook indien juist, niet afdoet aan de niet-ontvankelijkheid van het door hem gemaakte bezwaar.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006