ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG2065

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145 HLAR 18/06
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake het verzoek om verlening van een voorschot door de stichting voor kinder- en jeugdopvang Curaçao

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin het Gerecht het beroep van de stichting "Stichting voor kinder- en jeugdopvang Curaçao" gegrond verklaarde. De stichting had in 2001 een verzoek om subsidie ingediend, maar het Bestuurscollege had niet tijdig op het verzoek gereageerd. De stichting verzocht in 2002 om een voorschot op de subsidie, maar het Bestuurscollege weigerde dit en verwees de stichting naar de "Stichting Naschoolse Opvang Curaçao" voor verdere onderhandelingen. De stichting stelde beroep in tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek om voorschot, wat leidde tot de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg op 15 juni 2006, waarin het Gerecht het Bestuurscollege opdroeg binnen twee maanden een beslissing te nemen.

Het Bestuurscollege ging in hoger beroep, waarbij het aanvoerde dat het Gerecht had miskend dat het verzoek van de stichting van 15 augustus 2002 dezelfde strekking had als dat van 22 oktober 2001. Het Hof oordeelde dat deze klacht geen doel trof, omdat het Bestuurscollege niet op het eerdere verzoek had beslist. Daarnaast stelde het Bestuurscollege dat het Gerecht het beroep van de stichting ten onrechte ontvankelijk had geacht, omdat er geen administratief beroep bij de Eilandsraad was ingesteld. Het Hof bevestigde echter de uitspraak van het Gerecht, oordelend dat het beroep terecht was ontvangen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 27 november 2006 bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, waarmee het Bestuurscollege werd opgedragen om alsnog een beslissing te nemen op het verzoek om verlening van een voorschot.

Uitspraak

145 HLAR 18/06
Datum uitspraak: 27 november 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 15 juni 2006 in het geding tussen:
de stichting "Stichting voor kinder- en jeugdopvang Curaçao", gevestigd op Curaçao,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij brief van 9 juni 2001 heeft de stichting "Stichting voor kinder- en jeugdopvang" (hierna: de stichting) appellant (hierna: het Bestuurscollege) om subsidie verzocht.
Bij brief van 24 september 2001 heeft het Bestuurscollege de stichting medegedeeld dat het terzake gevoerde beleid uitgaat van het centraliseren van naschoolse activiteiten, zodat zij, om in aanmerking te kunnen komen voor ondersteuning van haar activiteiten, contact dient op de nemen met de stichting "Stichting Naschoolse Opvang Curaçao" (hierna: NOC).
Bij brief van 22 oktober 2001 heeft de stichting het Bestuurscollege verzocht om haar een voorschot op de subsidie te verlenen.
Bij brief van 10 januari 2002 heeft het Bestuurscollege de stichting medegedeeld dat zij met de NOC dient te onderhandelen.
Bij brief van 11 juni 2002 heeft het de stichting, onder verwijzing naar zijn brieven van 24 september 2001 en 10 januari 2002, medegedeeld dat het niet voornemens is om van het gevoerde beleid af te wijken, zodat zij met de NOC dient te onderhandelen.
Bij brief van 15 augustus 2002 heeft de stichting het Bestuurscollege opnieuw verzocht om haar een voorschot op de subsidie te verlenen.
Bij brief van 24 maart 2003 heeft het Bestuurscollege de stichting, onder verwijzing naar zijn brief van 11 juni 2002, opnieuw medegedeeld dat het niet voornemens is om van het gevoerde beleid af te wijken, zodat zij met de NOC dient te onderhandelen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van 15 augustus 2002 heeft de stichting beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht).
Bij uitspraak van 15 juni 2006 heeft het Gerecht het aldus ingestelde beroep gegrond verklaard en het Bestuurscollege opgedragen binnen twee maanden een beslissing op het verzoek te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft het Bestuurscollege, bij brief, bij het Hof ingekomen op 23 juni 2006, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 20 juli 2006 heeft de stichting van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2006, waar het Bestuurscollege, vertegenwoordigd door mrs. K.R. Concincion en E.R.A. Morillo, werkzaam bij het Eilandgebied Curaçao, en de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], lid van haar bestuur, bijgestaan door mr. drs. B.W. Scheperboer, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het Bestuurscollege klaagt dat het Gerecht heeft miskend dat het verzoek van de stichting van 15 augustus 2002 dezelfde strekking heeft als dat van 22 oktober 2001, terwijl geen sprake is van feiten en omstandigheden, waarin het Bestuurscollege aanleiding moest zien om opnieuw op dit verzoek te beslissen.
2.1.1. Deze klacht treft geen doel, reeds omdat het Bestuurscollege niet op het verzoek van 22 oktober 2001 heeft beslist.
2.2. Het Bestuurscollege klaagt voorts dat het Gerecht het beroep van de stichting tegen het uitblijven van een beschikking op het verzoek om verlening van een voorschot ten onrechte ontvankelijk heeft geacht, nu zij niet eerst administratief beroep bij de Eilandsraad heeft ingesteld.
2.2.1. Ingevolge artikel 12, eerste en tweede lid, van de Subsidieverordening 1998 (hierna: de Subsidieverordening) kan administratief beroep bij de Eilandsraad worden ingesteld tegen:
a. beschikking tot de niet ontvankelijkheid, als bedoeld in artikel 5, tweede en vierde lid;
b. beschikking tot intrekking van de subsidie;
c. beschikking tot opschorting van de subsidie;
d. beschikking tot weigering van de subsidie.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt met een beschikking een weigering een beschikking te geven gelijkgesteld.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
2.2.2. In administratief beroep bij de Eilandsraad tegen het uitblijven van een beschikking op de aanvraag tot verlening van een voorschot voorziet artikel 12, eerste en tweede lid, van de Subsidieverordening niet. Daartegen stond derhalve ingevolge artikel 3, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, van de Lar beroep bij het Gerecht open.
De conclusie is dat het Gerecht het beroep terecht heeft ontvangen. De klacht treft geen doel.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006