ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1997

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
141 HLAR 15/06
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake het suikerquotum en de termijnoverschrijding voor beroepschrift

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 27 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van een suikerquotum. De appellante, Free Trade Foods N.V., had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, die op 24 mei 2006 had geoordeeld dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk was. De zaak betreft de vraag of de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroepschrift verschoonbaar was, gezien het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule in de beschikking van de Directeur Economische Zaken.

Het Hof oordeelde dat het enkele ontbreken van een rechtsmiddelenclausule niet automatisch leidt tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat zij door het ontbreken van deze clausule in verwarring was gebracht. Het Hof stelde vast dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om tijdig beroep in te stellen, en dat de beschikking van 27 oktober 2005 duidelijk aangaf dat het een nieuw besluit betrof, zoals opgedragen door het Hof in een eerdere uitspraak. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de noodzaak voor appellanten om zich bewust te zijn van de termijnen, ongeacht de aanwezigheid van een rechtsmiddelenclausule. De beslissing van het Hof heeft geen proceskostenveroordeling tot gevolg, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

141 HLAR 15/06
Datum uitspraak: 27 november 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap "Free Trade Foods N.V.", gevestigd op Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 24 mei 2006 in het geding tussen:
appellante
en
de Directeur Economische Zaken.
1. Procesverloop
Bij brief van 11 oktober 2002 heeft appellante de Minister van Economische Zaken en Nationaal Herstel (thans: de Minister van Economische Zaken en Arbeidszaken, hierna: de Minister) verzocht om vergunning voor het jaar 2003 voor de uitvoer van 18 MT suiker naar de Europese Unie (hierna: de EU).
Bij brief van 24 december 2002 heeft de Directeur Economische Zaken namens de Minister aan appellante bericht dat zij 1,102 MT suiker naar de EU mag exporteren.
Bij beschikking van 8 januari 2003 heeft de Directeur Economische Zaken namens de Minister het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 mei 2003 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 mei 2005 heeft het Hof het daartegen door appellante ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerecht en de beschikking van 8 januari 2003 vernietigd en de Directeur Economische Zaken opgedragen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen opnieuw op het gemaakte bezwaar te beslissen.
Bij beschikking van 27 oktober 2005 heeft de Directeur Economische Zaken namens de Minister het bezwaarschrift van appellante opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2006 heeft het Gerecht het door appellante daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 2 juni 2006, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief, bij het Hof ingekomen op 17 juli 2006, heeft de Directeur Economische Zaken namens de Minister van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J.H. van der Kuyp, advocaat, en J.W.A. Godin, haar adviseur, en namens de Minister de Directeur Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. L.M.M. Stüger, advocaat, en G.F. Justiana, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor zover thans van belang, wordt het beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag, waarop de beschikking is gegeven.
Ingevolge het tweede lid geldt de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt als de dag waarop deze is gegeven.
Ingevolge het derde lid blijft, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
2.2. Niet in geschil is dat de beschikking van 27 oktober 2005 op die dag per faxbericht aan appellante is verzonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is derhalve op 28 oktober 2005 aangevangen en op 8 december 2005 geëindigd. Nu appellante het beroepschrift op 16 december 2005 bij het Gerecht heeft ingediend, is het beroep niet tijdig ingesteld.
2.3. Appellante klaagt dat het Gerecht, door het deswege niet-ontvankelijk te verklaren, heeft miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, aangezien ten onrechte geen rechtsmiddelenclausule onder de beschikking is vermeld, de beslissing voorts dezelfde inhoud had als die van 8 januari 2003 en het voor niet-juristen niet duidelijk kon zijn dat daartegen niettemin beroep diende te worden ingesteld. Voorts klaagt appellante dat het Gerecht aldus ten onrechte geen oordeel geeft over de inhoud van de beschikking.
2.3.1. De klacht faalt. Het enkele ontbreken van een rechtsmiddelenclausule maakt termijnoverschrijding niet zonder meer verschoonbaar. Het Gerecht heeft voorts terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de termijnoverschrijding het gevolg is van appellante niet toe te rekenen bijzondere omstandigheden. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door het ontbreken van de rechtsmiddelenclausule omtrent de mogelijkheid om beroep in te stellen in verwarring is gebracht. Daarbij is van belang dat in de brief van 27 oktober 2005 is vermeld dat die brief een nieuw besluit op het bezwaarschrift van 7 januari 2003 inhoudt, zoals opgedragen door het Hof in de uitspraak van 30 mei 2005 en dat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om tijdig, zonodig op nader aan te vullen gronden, beroep in te stellen. Aan de materiële inhoud van de beschikking kon het Gerecht onder die omstandigheden niet toe komen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006