ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1617

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
138 HLAR 12/06
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om restitutie van op voorlopige premieaanslagen afgeboekte bedragen aan premie

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 27 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot restitutie van bedragen die op voorlopige premieaanslagen waren afgeboekt. De Sociale Verzekeringsbank, appellante in deze zaak, had eerder een verzoek van Bouwkundig & Civiel Laboratorium N.V. (Bouwlab) om restitutie afgewezen. Bouwlab had vervolgens bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op dit verzoek, wat leidde tot een beroep bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Dit Gerecht verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de weigering om op het bezwaar te beslissen.

De Sociale Verzekeringsbank ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat het Gerecht ten onrechte het uitblijven van een beschikking als ongegrondverklaring had aangemerkt. Het Hof benadrukte dat het maken van bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking een middel is om het bestuursorgaan tot besluitvorming te dwingen. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht voor zover het bezwaar van Bouwlab niet niet-ontvankelijk was verklaard en bevestigde de uitspraak voor het overige.

Het Hof verklaarde het bezwaar van Bouwlab niet-ontvankelijk en oordeelde dat de griffier het door de Sociale Verzekeringsbank betaalde griffierecht moest terugbetalen. De uitspraak van het Hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt dat het uitblijven van een besluit niet automatisch als afwijzing kan worden beschouwd, en dat bestuursorganen verplicht zijn om te beslissen op gemaakte bezwaren.

Uitspraak

138 HLAR 12/06
Datum uitspraak: 27 november 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Sociale Verzekeringsbank,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 20 april 2006 in het geding tussen:
Bouwkundig & Civiel Laboratorium N.V., gevestigd op Curaçao,
en
appellante.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 26 april 2005 heeft appellante een verzoek van Bouwkundig & Civiel Laboratorium N.V. (hierna: Bouwlab) om restitutie van de op de voorlopige premieaanslagen over de jaren 1990, 1991, 1992, 1993 en 1995 afgeboekte bedragen aan premie afgewezen.
Tegen het uitblijven van een beschikking op het daartegen door haar gemaakte bezwaar heeft Bouwlab beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht).
Bij uitspraak van 20 april 2006 heeft het Gerecht dat beroep gegrond verklaard en de weigering om op het gemaakte bezwaar te beslissen vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 1 juni 2006, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief, bij het Hof ingekomen op 3 juli 2006, heeft Bouwlab van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, werkzaam bij appellante, en Bouwlab, vertegenwoordigd door H.W.A. Luijten, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante klaagt met succes dat het Gerecht het gemaakte bezwaar ten onrechte niet zelf niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het maken van bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking is een middel om het desbetreffend bestuursorgaan tot besluitvorming te nopen. Het bestuursorgaan zal in het algemeen alsnog een beslissing dienen te nemen, waartegen desgewenst rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
In de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), noch elders, is bepaald dat het uitblijven van een besluit als afwijzing van de desbetreffende aanvraag heeft te gelden. Het Gerecht heeft het uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar dan ook ten onrechte als ongegrondverklaring ervan aangemerkt en het beroep gegrond verklaard.
Omdat het Gerecht het inleidend verzoek van Bouwlab terecht als invordering van zieken- en ongevallengeld, als bedoeld in artikel 11 van de Landsverordening Ziekteverzekering en de Landsverordening Ongevallenverzekering, noch als enig ander verzoek om het geven van een beschikking heeft aangemerkt, kon appellante het door Bouwlab gemaakte bezwaar niet anders dan niet-ontvankelijk verklaren. Het Gerecht heeft ten onrechte niet zelf in de zaak voorzien, door dat te doen.
2.2. Appellante betoogt voorts dat het Gerecht, door haar tot vergoeding van de kosten van de door Bouwlab ingeschakelde gemachtigde te veroordelen, heeft miskend dat geen sprake was van door deze beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
2.2.1. Dit betoog slaagt evenzeer. Ter zitting is gebleken dat voornoemde Luijten Bouwlab soms van advies dient met betrekking tot belasting- en invorderingskwesties, niet juridisch geschoold is en voor de door hem verleende rechtsbijstand aan Bouwlab geen salaris in rekening brengt. Onder die omstandigheden is geen sprake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 50, negende lid, van de Lar, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van het Gerecht dient te worden vernietigd, doch slechts voor zover het door Bouwlab gemaakte bezwaar daarbij niet niet-ontvankelijk is verklaard en appellante is veroordeeld tot vergoeding van de bij Bouwlab opgekomen kosten van rechtsbijstand. De uitspraak van het Gerecht dient voor het overige te worden bevestigd.
Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao van 20 april 2006 in zaak no. Lar 2005/128, doch slechts voor zover het door Bouwkundig & Civiel Laboratorium N.V. gemaakte bezwaar daarbij niet niet-ontvankelijk is verklaard en appellante is veroordeeld tot vergoeding van de bij deze vennootschap opgekomen kosten van rechtsbijstand en bevestigt die uitspraak voor het overige;
III. verklaart dat bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. verstaat dat de griffier aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 300,00 (zegge: driehonderd gulden) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006