ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1605
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergunning tot verblijf op basis van onvoldoende middelen van bestaan
In deze zaak gaat het om de weigering van een vergunning tot verblijf voor appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. De Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao had op 19 maart 2005 verzoeken van appellanten om verlening van een vergunning tot verblijf afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikten. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, stelden dat hun moeder en haar Nederlandse partner een onderneming drijven en daaruit voldoende inkomsten genieten. Ze voerden aan dat de Gezaghebber ten onrechte had gesteld dat zij niet over voldoende middelen van bestaan beschikten.
Het Hof oordeelde dat de overgelegde documenten geen inkomensgegevens bevatten en dat de juistheid van de verklaring van de partner niet door een officieel document werd gestaafd. Het Hof benadrukte dat in de fase van bestuurlijke besluitvorming aangetoond moet worden dat aan de voor de gevraagde toelating gestelde eisen wordt voldaan, en dat dit in de regel niet voor het eerst in rechte kan gebeuren. De klacht van appellanten faalde, en het Hof bevestigde de aangevallen uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak vond plaats op 27 november 2006, waarbij de betrokken rechters de beslissing gezamenlijk hebben vastgesteld.