ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1179

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116 HLAR 38/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning ongevallengeld en verrekening met premieschuld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap "Humeco Project Coordination & Material Research N.V." tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 15 juni 2005. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had aan Humeco medegedeeld dat met ingang van 17 november 1999 wederom ongevallengeld zou worden toegekend, dat rechtstreeks aan de werkgever zou worden uitbetaald en dat dit ongevallengeld zou worden verrekend met een openstaande premieschuld van de werkgever. De appellant stelde dat deze mededelingen een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) vormden, waartegen beroep kon worden ingesteld.

Het Gerecht verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, wat leidde tot het hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de mededelingen van de SVB geen op rechtsgevolg gerichte beschikkingen waren, maar dat het beroep van de appellant zich ook richtte tegen de aan deze mededelingen ten grondslag liggende beschikkingen. Het Hof vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep van Humeco niet-ontvankelijk, terwijl het voor het overige gegrond werd verklaard. De zaak werd terugverwezen naar het Gerecht voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om duidelijk te maken tegen welke beschikkingen hun beroep is gericht en dat niet-ontvankelijkheid kan optreden als een partij niet betrokken was bij het geding in eerste aanleg. De SVB werd gelast om het griffierecht aan de appellant te vergoeden.

Uitspraak

116 HLAR 38/05
Datum uitspraak: 5 juni 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant sub 1] de naamloze vennootschap "Humeco Project Coordination & Material Research N.V.", wonend, onderscheidenlijk gevestigd op [woonplaats/vestigingsplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire, van 15 juni 2005 in het geding tussen:
[appellant sub 1]
en
de Sociale Verzekeringsbank.
1. Procesverloop
Bij brief van 17 maart 2003, no. Bon-03/03/07, heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) aan [appellant sub 1] (hierna: [appellant sub 1]) medegedeeld, als hierna onder 2.3.1. vermeld.
Bij uitspraak van 15 juni 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht), zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het daartegen door [appellant sub 1] ingestelde beroep.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en de naamloze vennootschap Humeco Project Coordination & Material Research N.V. (hierna: Humeco) bij brief, ingekomen bij het Gerecht op 29 juli 2005, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief, ingekomen bij het Hof op 28 september 2005, heeft de SVB van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2006, waar [appellant sub 1], in persoon, Humeco, vertegenwoordigd door [appellant sub 1], en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M.F. Bonafasia en drs. M.A. Maria, beiden werkzaam bij de SVB, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna te noemen: de Lar) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge artikel 15, vijfde lid, aanhef en onder b, houdt het beroepschrift in een duidelijke omschrijving van de beschikking waartegen het beroep is gericht.
Ingevolge artikel 75, eerste lid, voor zover thans van belang, staat voor alle partijen tegen de uitspraak van het Gerecht, bedoeld in artikel 49, hoger beroep open op het Hof.
2.2. Voor zover het hoger beroep mede door Humeco is ingesteld, wordt overwogen dat Humeco geen partij was bij het geding in eerste aanleg. Ingevolge artikel 75, eerste lid, van de Lar, dient het hoger beroep, voor zover door haar ingesteld, reeds daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. [appellant sub 1] klaagt dat het Gerecht, door zich onbevoegd te verklaren om van zijn beroep kennis te nemen, heeft miskend dat de brief van 17 maart 2003 een op rechtsgevolg gerichte beschikking behelst.
2.3.1. Dit betoog faalt. Bij die brief heeft de SVB aan [appellant sub 1] medegedeeld dat hem, naar aanleiding van een daartoe strekkende uitspraak van het college van beroep, bedoeld in artikel 10 (oud) van de Landsverordening Ongevallenverzekering van 15 november 2002, met ingang van 17 november 1999 wederom ongevallengeld wordt toegekend en voorts dat het verschuldigde ongevallengeld rechtstreeks aan zijn werkgever, Humeco, zal worden uitbetaald. Verder heeft de SVB bij die brief aan [appellant sub 1] medegedeeld dat het ongevallengeld met een openstaande premieschuld van Humeco zal worden verrekend.
Het Gerecht heeft terecht en op goede gronden de betaling, onderscheidenlijk verrekening, van ongevallengeld geen op enig rechtsgevolg gerichte beschikkingen geacht en mededelingen daaromtrent en omtrent een mogelijk nog te geven beschikking, zoals vervat in voormelde brief, evenmin.
2.4. Voorts klaagt [appellant sub 1] dat het Gerecht heeft miskend dat zijn beroep mede gericht was tegen de beschikkingen en besluiten die aan de brief van 17 maart 2003 ten grondslag liggen.
2.4.1. Dit betoog slaagt. Bij het beroepschrift is onder meer een aan [appellant sub 1] gerichte beschikking van 19 maart 2003 gevoegd, waarmee is beoogd uitvoering te geven aan voormelde uitspraak van het college van beroep van 15 november 2002. Het beroep van [appellant sub 1] was aldus mede gericht tegen die beschikking. Hij heeft bedoeld te betogen dat met deze beschikking niet op juiste wijze aan voormelde uitspraak uitvoering is gegeven.
2.5. Het hoger beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt vernietigd. De zaak wordt naar het Gerecht teruggewezen om door hem te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.6. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover ingesteld door Humeco Project Coordination & Material Research N.V., niet-ontvankelijk
II. verklaart het voor het overige gegrond;
III. vernietigt de aangevallen uitspraak;
IV. wijst de zaak naar het Gerecht terug;
V. gelast dat de SVB aan H.H.J.M. [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 300,00 (zegge: driehonderd gulden) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter
w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,