ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1019

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113 HLAR 35/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schriftelijke mededeling over de mogelijke toepasselijkheid van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarbij de appellant, een ondernemer die producten voor import en handel aanbiedt, bezwaar heeft gemaakt tegen schriftelijke mededelingen van de Inspecteur voor geneesmiddelen. Deze mededelingen betroffen de mogelijke toepasselijkheid van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening. De Inspecteur had in eerdere brieven aan de appellant medegedeeld dat een aantal van de aangeboden producten vrij konden worden geïmporteerd, terwijl de evaluatie van andere producten nog niet was afgerond. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze mededelingen, maar het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak op 6 april 2006 behandeld. De appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de Inspecteur ook vertegenwoordigd was door een advocaat. Het Hof oordeelde dat de schriftelijke mededelingen van de Inspecteur geen beschikkingen zijn in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat deze mededelingen niet gericht waren op het verrichten van rechtshandelingen, maar enkel als advies bedoeld waren. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de beschikking van de Inspecteur van 15 juli 2004 vernietigd en werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellant.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een beschikking onder de Lar en de rol van de Inspecteur in het proces. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur de bezwaren van de appellant ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak en de beschikking.

Uitspraak

113 HLAR 35/05
Datum uitspraak: 5 juni 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 5 oktober 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de Inspecteur voor geneesmiddelen.
1. Procesverloop
Bij brieven van onderscheidenlijk 4 en 30 september 2003 en 23 oktober 2003 heeft de Inspecteur voor geneesmiddelen (hierna: de Inspecteur) appellant bericht, als hierna onder 2.1.2. vermeld.
Bij beschikking van 15 juli 2004 heeft de Inspecteur, voor zover thans van belang, de daartegen door appellant gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 oktober 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 november 2005, bij het Gerecht ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 16 januari 2006 heeft de Inspecteur van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A.C.G. Bikker, advocaat, en de Inspecteur in persoon, bijgestaan door mr. D.M. Passchier, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
2.1.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt onder een beschikking verstaan een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, voor zover thans van belang, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen.
2.1.2. Bij brieven van 15 augustus 2002 en 25 juli 2003 heeft appellant een aantal voor import en handel bestemde producten ter evaluatie aan de Inspectie voor geneesmiddelen aangeboden.
Bij brief van 4 september 2003 heeft de Inspecteur aan appellant medegedeeld dat – samengevat – een aantal van de aangeboden producten vrij kunnen worden geïmporteerd en verhandeld, de evaluatie van de overige producten nog niet is afgerond en appellant hierover nog nader bericht zal ontvangen.
Tegen deze brief heeft appellant bij brief van 8 september 2003 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 30 september 2003 heeft de Inspecteur aan appellant medegedeeld dat de overige aangeboden producten als geneesmiddel worden aangemerkt.
Bij brief van 20 oktober 2003 heeft appellant verzocht om toestemming voor het importeren van een aantal producten.
Bij brief van 23 oktober 2003 heeft de Inspecteur, voor zover thans van belang, geweigerd de aldus verzochte toestemming te verlenen en verwezen naar zijn eerdere brieven van 4 en 30 september 2003.
Tegen de brieven van 30 september 2003 en 23 oktober 2003 heeft appellant bij brief van 8 november 2003 bezwaar gemaakt.
2.1.3. De brieven van 4 en 30 september 2003 en 23 oktober 2003 behelzen schriftelijke mededelingen van de Inspecteur over de mogelijke toepasselijkheid van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening ten aanzien van de door appellant aangeboden producten. Ter zitting bij het Hof heeft de Inspecteur verklaard dat met deze mededelingen niet is beoogd enige bevoegdheid tot het verrichten van een rechtshandeling uit te oefenen, doch louter appellant van advies te dienen. Het Hof heeft geen grond om daarover anders te oordelen. De brieven behelzen derhalve geen op enig rechtsgevolg gerichte beschikkingen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar.
De conclusie is dat het Gerecht heeft miskend dat de Inspecteur de door appellant tegen voormelde brieven gemaakte bezwaren ten onrechte niet niet ontvankelijk heeft verklaard als niet gericht tegen enige beschikking.
2.2. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. Hetgeen in het hoger beroepschrift is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, verklaart het Hof het door appellant ingestelde beroep gegrond en vernietigt het de beschikking van 15 juli 2004. Nu de Inspecteur de bij hem door appellant gemaakte bezwaren met inachtneming van deze uitspraak slechts niet ontvankelijk mag verklaren, ziet het Hof aanleiding om op na te melden wijze in de zaak te voorzien.
2.3. Voor een veroordeling tot vergoeding van de in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten biedt de Lar geen mogelijkheid. Tot vergoeding van de in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten dient de Inspecteur op na te melden wijze te worden verwezen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 5 oktober 2005 in zaak no. Lar 2004/2194;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de Inspecteur voor geneesmiddelen van 15 juli 2004, kenmerk IG-921/04, gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. verklaart de in die beschikking vermelde door appellant gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
VII. veroordeelt de Inspecteur voor geneesmiddelen tot vergoeding van de bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 700,00 (zegge: zevenhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Inspecteur voor geneesmiddelen aan appellant te worden betaald;
VIII. gelast dat het Land Aruba aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006