ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG0999

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
101 HLAR 20/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor import en verkoop van geneesmiddelen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De appellant had eerder toestemming gekregen van de Inspecteur voor geneesmiddelen om bepaalde producten te importeren en te verhandelen. Echter, bij brief van 15 maart 2004 heeft de Inspecteur deze toestemming ingetrokken, waarbij de appellant de gelegenheid kreeg om de reeds geïmporteerde producten binnen zes maanden te verkopen. De appellant was van mening dat deze brief een beschikking was in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), en dat het Gerecht dit had miskend.

Het Hof heeft de zaak op 6 april 2006 behandeld, waarbij de appellant en de Inspecteur, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De Inspecteur verklaarde ter zitting dat de brief van 15 maart 2004 niet bedoeld was om rechtsgevolgen te creëren, maar enkel als advies diende. Het Hof oordeelde dat de brief inderdaad geen beschikking was, zoals bedoeld in de Lar, en dat de klacht van de appellant faalde. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de definitie van een beschikking en de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan een besluit kan nemen. De beslissing van het Hof is in lijn met de administratieve rechtspraak en bevestigt dat niet elke communicatie van een bestuursorgaan automatisch als een beschikking kan worden aangemerkt. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien de Lar hierin geen mogelijkheid biedt.

Uitspraak

101 HLAR 20/05
Datum uitspraak: 5 juni 2006
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 1 juni 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de Inspecteur voor geneesmiddelen.
1. Procesverloop
Bij brief van 15 maart 2004 heeft de Inspecteur voor geneesmiddelen (hierna: de Inspecteur) appellant bericht, als hierna onder 2.3. vermeld.
Bij beschikking van 28 juni 2004 heeft de Inspecteur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 1 juni 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 juni 2005, bij het Gerecht ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 15 augustus 2005 heeft de Inspecteur van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A.C.G. Bikker, advocaat, en de Inspecteur in persoon, bijgestaan door mr. D.M. Passchier, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt onder een beschikking verstaan een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, voor zover thans van belang, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen.
2.2. Bij brief van 10 maart 1999 heeft de Inspecteur aan appellant medegedeeld dat deze onder bepaalde als voorwaarden aangeduide omstandigheden de in een bij die brief behorende bijlage vermelde producten mag importeren en verhandelen.
Bij brieven van 21 mei 1999 en 10 juni 1999 heeft de Inspecteur aan appellant medegedeeld dat en welke ter evaluatie aangeboden producten niet als geneesmiddel worden aangemerkt en derhalve vrij zijn voor invoer en verkoop en dat deze producten dienen te worden toegevoegd aan de bijlage, behorende bij de brief van 10 maart 1999.
2.3. Bij brief van 15 maart 2004 heeft de Inspecteur aan appellant medegedeeld dat, voor zover thans van belang, de bij de brief van 10 maart 1999 en de daarbij behorende bijlage, alsmede de brieven van 21 mei 1999 en 10 juni 1999, verleende toestemming wordt ingetrokken en hij gedurende zes maanden de gelegenheid heeft om de producten die hij ingevolge die brieven heeft mogen importeren en verhandelen uit te verkopen.
2.4. Appellant klaagt dat het Gerecht heeft miskend dat de brief van 15 maart 2004 een beschikking inhoudt, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Lar.
2.4.1. Ter zitting bij het Hof heeft de Inspecteur verklaard dat met deze brief niet is beoogd enig rechtsgevolg in het leven te roepen, doch louter appellant van advies te dienen. Het Hof heeft geen grond om daarover anders te oordelen. De brief behelst derhalve geen beschikking, als bedoeld in voormelde bepaling. De klacht faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling biedt de Lar geen mogelijkheid.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg
Voorzitter w.g. Martinez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006