ECLI:NL:OGHNAA:2005:BG0418

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
21 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84 HLAR 01/05
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergunning tot tijdelijk verblijf en termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 21 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Minister van Justitie om een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen af te wijzen. De appellante, Stichting Volle Evangelieonderwijs Aruba, had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift door de Minister. De Minister had gesteld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, omdat de termijn op 23 februari 2004 was verstreken. Echter, de laatste dag van de termijn viel op een zogenoemde ATV-dag, waarop alle overheidsdiensten gesloten waren. Het Hof oordeelde dat appellante het bezwaarschrift op de eerstvolgende werkdag, 24 februari 2004, had ingediend, wat redelijkerwijs kon worden verlangd. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba en verklaarde het hoger beroep gegrond. De Minister werd opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het ingediende bezwaarschrift. Tevens werd het Land Aruba gelast om het griffierecht aan appellante terug te betalen.

Uitspraak

84 HLAR 01/05.
Datum uitspraak: 21 november 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Volle Evangelieonderwijs Aruba,
gevestigd in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 24 november 2004 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 12 januari 2004 heeft de Minister van Justitie (hierna: de Minister) een verzoek van appellante om aan [vreemdeling] een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 27 mei 2004 heeft de Minister het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 3 januari 2005, bij het Gerecht ingekomen op 5 januari 2005, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 20 juni 2005 heeft de Minister van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H.P.M. Vink, en de Minister, vertegenwoordigd door mr. C.D.M. Meaux, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
2.1.1. Blijkens de aangevallen uitspraak is in deze zaak op een zogenoemde (rol)zitting van 13 oktober 2004 door appellante een pleitnota overhandigd.
2.1.2. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 29 november 2004 in zaak no. 6 HLAR 18/03), voldoet een (rol)zitting niet als openbare behandeling in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar). Nu het Gerecht zodanige openbare behandeling voorts achterwege heeft gelaten en partijen daarmee niet uitdrukkelijk hebben ingestemd, als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, van de Lar, moet worden geoordeeld dat de aangevallen uitspraak niet op juiste wijze totstandgekomen is. Het hoger beroep is daarom gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
2.2. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof thans het door appellante bij het Gerecht ingestelde beroep tegen de beschikking van 27 mei 2004.
2.2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.2.2. In dit geval is de bezwaartermijn op 13 januari 2004 aangevangen en op 23 februari 2004 geëindigd. Het bezwaarschrift van appellante is op 24 februari 2004 bij de Minister ingekomen.
Nu maandag 23 februari 2004 was aangewezen als zogenoemde ATV-dag voor alle ambtenaren en daaraan gelijkgestelden en op die dag derhalve de overheidsdiensten, waaronder de Directie Immigratie en Naturalisatie Aruba, gesloten waren, moet worden geoordeeld dat appellante het bezwaarschrift door het op de eerstvolgende werkdag in te dienen, dat zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden, als bedoeld in voormeld artikel 12, derde lid, van de Lar, heeft gedaan. Dat, naar gesteld, het bezwaarschrift op 23 februari 2004 wel bij faxbericht had kunnen worden ingediend leidt niet tot een ander oordeel, omdat niet van algemene bekendheid is dat de mogelijkheid van indiening per faxbericht ook op zon en feestdagen of daarmee gelijkgestelde dagen, zoals collectieve ATV dagen, openstaat.
Dit leidt tot de conclusie dat de Minister het bezwaar ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk heeft verklaard.
2.3. Gelet op het voorgaande is het door appellante tegen de beschikking van de Minister van 27 mei 2004 ingestelde beroep gegrond en dient die beschikking te worden vernietigd. De Minister dient een nieuwe beslissing op het door appellante gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 24 november 2004 in zaak nr. Lar 2004/1816;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de Minister van Justitie van 27 mei 2004, kenmerk DINA 2004/868, gegrond;
IV. vernietigt die beschikking;
V. draagt de Minister van Justitie op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing te nemen op het door appellante ingediende bezwaarschrift;
VI. gelast dat het Land Aruba aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,00 (zegge: honderd gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg, Voorzitter
w.g. Martinez, griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005.