83 HLAR 03/05.
Datum uitspraak: 21 november 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend op [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 22 december 2004 in het geding tussen:
de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao, namens de Minister van Justitie.
Bij beschikking van 6 mei 2004, nr. 6001025175/2 (hierna: de beschikking), heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de Gezaghebber) namens de Minister van Justitie een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de aan appellante verleende vergunning tot tijdelijk verblijf afgewezen.
Bij uitspraak van 22 december 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 31 januari 2005, ingekomen op 1 februari 2005, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 14 september 2005 heeft de Gezaghebber van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2005, waar appellante en haar gemachtigde, mr. W.E. Fortin, advocaat, en de Gezaghebber, vertegenwoordigd door mr. J.G. Ricardo, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor zover thans van belang, wordt het beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven.
Ingevolge het tweede lid geldt de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt als de dag waarop deze is gegeven.
Ingevolge het derde lid blijft niet ontvankelijkverklaring, wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
2.2. Appellante klaagt tevergeefs dat de brief van de Gezaghebber van 14 september 2005 buiten beschouwing moet worden gelaten, reeds omdat de Lar dit gevolg aan het gestelde niet tijdig indienen van het verweerschrift niet verbindt.
2.3. Niet in geschil is dat de beschikking op 9 juni 2004 is verzonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is derhalve aangevangen op 10 juni 2004 en geëindigd op 21 juli 2004. Nu appellante het beroepschrift op 10 augustus 2004 bij het Gerecht heeft ingediend, is het beroep niet tijdig ingesteld.
2.4. Appellante klaagt dat het Gerecht ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om niet ontvankelijkverklaring van het beroep op de voet van artikel 16, derde lid, van de Lar achterwege te laten. Daartoe voert zij aan dat de Gezaghebber de beschikking naar haar oude adres heeft verzonden, hoewel hij op de hoogte was van het nieuwe. Zij stelt in dit verband dat uit een afschrift van een "Overzicht passagiers" van de vreemdelingendienst Luchthaven van het Korps Politie Nederlandse Antillen – Curaçao blijkt dat zij op 19 september 2003 Curaçao is ingereisd en dat zij bij die gelegenheid heeft opgegeven dat zij op het adres [nieuwe adres] bij familie zal verblijven.
2.4.1. De beschikking is naar het adres [oude adres] verzonden, dat op het aanvraagformulier is vermeld. De Gezaghebber heeft betwist dat appellante, zoals zij in hoger beroep heeft gesteld, de vreemdelingendienst, zowel telefonisch, als schriftelijk heeft bericht van haar adreswijziging. Nu appellante haar stelling niet heeft gestaafd, is het aldus gestelde niet aannemelijk gemaakt.
Het door appellante bij haar inreis opgegeven adres is in het Netherlands Antilles Visitors Entry (NAVE) systeem geregistreerd. Dit is een passagiersregister, waarin personen, aan wie voor kort verblijf toegang tot de Nederlandse Antillen is verleend, worden vermeld. Personen, aan wie anders dan voor kort verblijf toegang wordt verleend, worden geregistreerd in het Nederlands Antilliaanse Vreemdelingen Administratie Systeem (hierna: NAVAS systeem). Ter zitting heeft de Gezaghebber verklaard dat deze twee registraties niet aan elkaar zijn gekoppeld, zodat hij niet op de hoogte was of kon zijn van het door appellante bij haar binnenkomst opgegeven adres. Het Hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
Onder die omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de Gezaghebber bij het verzenden van de beschikking ten onrechte het op dat moment op basis van het door appellante op het aanvraagformulier vermelde in het NAVAS-systeem geregistreerde adres heeft gebruikt. De klacht van appellante faalt.
2.5. Het Gerecht heeft het beroep terecht niet ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. C.H. Govaerts en mr. R.W.L. Loeb, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
w.g. Ter Berg, Voorzitter
w.g. Martinez, griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005.