ECLI:NL:OGHNAA:2005:BF7493

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
30 mei 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72 HLAR 42/04
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk, nu alsnog op het bezwaar is beslist

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 30 mei 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De appellant had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift dat hij op 3 april 2003 had ingediend. Het Gerecht had op 13 oktober 2004 het beroep van de appellant aangemerkt als een verzoek en dit verzoek afgewezen. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de zaak op 5 april 2005 heeft behandeld.

Het Hof overwoog dat ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift gelijkgesteld wordt met een afwijzende beslissing. De Minister van Justitie heeft op 14 mei 2004 alsnog op het bezwaarschrift beslist, waardoor het belang van de appellant bij het beroep verviel. Het Hof oordeelde dat het Gerecht niet op de juiste wijze had gehandeld door de openbare behandeling van de zaak niet correct uit te voeren, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak.

De uitspraak van het Hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 13 oktober 2004, verklaart het beroep niet-ontvankelijk en gelast de terugbetaling van het griffierecht aan de appellant. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele behandeling van bezwaarschriften en de rechten van appellanten in het bestuursrecht.

Uitspraak

72 HLAR 42/04
Datum uitspraak: 30 mei 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 13 oktober 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij brief van 22 maart 2004 heeft appellant beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op een door hem op 3 april 2003 ingediend bezwaarschrift.
Bij uitspraak van 13 oktober 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het aldus ingestelde beroep aangemerkt als verzoek, als bedoeld in artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), en dat verzoek afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 23 november 2004, bij het Gerecht ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 11 februari 2005 heeft de Minister van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2005, waar appellant in persoon en de Minister, vertegenwoordigd door mr. N.K. Engelbrecht, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, 14, tweede lid, of 20, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
Ingevolge artikel 51, eerste lid, neemt het bestuursorgaan, indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter, tenzij artikel 47, vierde lid, is toegepast.
Ingevolge het tweede lid stelt de rechter daarvoor een termijn.
Ingevolge artikel 53, eerste lid, kan de wederpartij, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, bij het Gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land, dan wel om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid, voorzover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
Ingevolge artikel 53a staat tegen een uitspraak van het Gerecht inzake beroep tegen een bezwaarschrift hoger beroep open bij het Hof.
2.2. Bij uitspraak van 17 september 2003 in zaak no. 2003/59 heeft het Gerecht het beroep van appellant tegen de beslissing op een bezwaarschrift van 15 april 2003 gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en de Minister gelast om de stukken in handen van de bezwaaradviescommissie te stellen en na ontvangst van het advies van die commissie een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van 3 april 2003 te nemen.
2.3. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van het Gerecht op het beroep van appellant tegen het uitblijven van een beslissing, als aldus gelast door het Gerecht. Ingevolge voormeld artikel 53a van de Lar kan tegen een dergelijke uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Hof. Dat het Gerecht het beroep heeft aangemerkt als een verzoek om toepassing van artikel 53 van de Lar, maakt dat niet anders.
2.4. Blijkens de uitspraak zijn in deze zaak op een zogenoemde rolzitting van 16 juni 2004 pleitnota's ingediend.
2.5. Het Hof overweegt ambtshalve het volgende.
De wijze van openbare behandeling van zaken als deze is voorgeschreven in paragraaf 4 van hoofdstuk III van de Lar. Daarin is onder meer bepaald dat de rechter getuigen of deskundigen kan oproepen, partijen en hun gemachtigden in de gelegenheid worden gesteld het woord te voeren en dat de rechter bevoegd is aan partijen en aan andere belanghebbenden of hun gemachtigden vragen te stellen. Verder worden partijen en andere belanghebbenden of hun gemachtigden in de gelegenheid gesteld het woord te voeren naar aanleiding van hetgeen door anderen naar voren is gebracht. Hieruit blijkt dat de rechter in beginsel een actieve rol vervult bij de openbare behandeling van de zaak en dat die behandeling bedoeld is om hoor en wederhoor van partijen te doen plaatsvinden.
De in deze zaak gehouden zogenoemde rolzitting heeft een ander karakter. Ter zitting kunnen in beginsel alleen bepaalde proceshandelingen worden verricht met uitsluiting van andere, zoals het overleggen van processtukken of stukken, waarin bij de rechter gerezen vragen worden beantwoord. Die zitting voldoet daarom niet als openbare behandeling in de zin van de Lar. Nu het Gerecht zodanige openbare behandeling voorts achterwege heeft gelaten en partijen daarmee niet uitdrukkelijk hebben ingestemd, als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, van de Lar, moet worden geoordeeld dat de aangevallen uitspraak niet op juiste wijze totstandgekomen is. Het hoger beroep is daarom gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
2.6. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof thans het bij het Gerecht tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van 3 april 2003 ingestelde beroep.
2.7. Op 14 mei 2004 heeft de Minister alsnog op het bezwaarschrift beslist. Hierdoor is het belang van appellant bij het beroep komen te vervallen. Het dient derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 13 oktober 2004 in zaak nr. LAR 2004/782;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep niet ontvankelijk;
IV. gelast dat het Land Aruba aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
Voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005.
Verzonden: