71 HLAR 41/04
Datum uitspraak: 30 mei 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap New Millennium Telecom Services N.V., gevestigd in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 20 oktober 2004 in het geding tussen:
de Minister van Algemene Zaken.
Bij factuur van 4 oktober 2002 (hierna: de factuur) is aan appellante Afl. 98.000,00 in rekening gebracht ter zake van de aan haar ter beschikking gestelde bandbreedte van 1 MHz ter completering van de bandbreedte van 6 MHz in de GSM 900 MHz frequentieband.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het door haar tegen de factuur gemaakte bezwaar heeft appellante op 14 februari 2003 beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
Bij uitspraak van 20 oktober 2004 heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 november 2004, bij het Gerecht ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 11 februari 2005 heeft de Minister van Algemene Zaken (hierna: de Minister) van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. A.C.G. Bikker, advocaat, en de Minister, vertegenwoordigd door mr. A.J. Swaen, advocaat, zijn verschenen.
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
2.2. Bij uitspraak van 17 september 2003 in zaak nr. LAR 2003/27 heeft het Gerecht, voorzover thans van belang, de beslissing op het beroep van 14 februari 2003, voorzover dat gericht was tegen de factuur, aangehouden.
2.3. Bij uitspraak van 29 november 2004 in zaak nr. 6 HLAR 18/03 heeft het Hof, voorzover thans van belang, het daartegen door appellante ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 17 september 2003 vernietigd, voorzover die betrekking heeft op het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur gemaakte bezwaar en de zaak in zoverre terugverwezen naar het Gerecht. Daartoe heeft het Hof redengevend geacht dat de uitspraak van 17 september 2003 niet op de in de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) voorgeschreven wijze totstandgekomen is en voorts de Lar niet voorziet in de mogelijkheid van het doen van tussenuitspraken, zodat het het Gerecht niet vrij stond om bij wijze van tussenuitspraak en onder aanhouding van iedere verdere beslissing op het door appellante ingestelde beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het door haar tegen de factuur gemaakte bezwaar te beslissen.
2.4. Uit de overwegingen van het Hof vloeit voort dat het Gerecht met de uitspraak van 17 september 2003 een beslissing heeft genomen op het beroep van 14 februari 2003. Nu de uitspraak van 20 oktober 2004 dateert van vóór de uitspraak van het Hof, kan het Gerecht met deze uitspraak geen gevolg hebben gegeven aan de opdracht van het Hof om opnieuw op het beroep te beslissen, voorzover dat gericht is tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur gemaakte bezwaar, maar heeft het met de uitspraak van 20 oktober 2004 ten onrechte ten tweede male beslist op het beroep van 14 februari 2003.
2.5. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.6. Ten overvloede wijst het Hof er op dat ingevolge voormelde uitspraak van 29 november 2004 het Gerecht alsnog op het beroep van 14 februari 2003, voorzover dat gericht is tegen het uitblijven van een beslissing op het tegen de factuur gemaakte bezwaar, dient te beslissen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 20 oktober 2004 in zaak nr. LAR 2003/27;
III. gelast dat het Land Aruba aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005.