67 HLAR 36/04
Datum uitspraak: 30 mei 2005
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 25 augustus 2004 in het geding tussen:
de Medische Commissie, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening
uitoefening geneeskunst.
Bij beschikking van 22 november 2002 heeft de Medische Commissie, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening uitoefening geneeskunst (hierna: de Medische Commissie), geweigerd te verklaren dat de door appellant in het buitenland genoten huisartsenopleiding gelijkwaardig is aan die, welke door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst vereist wordt voor de inschrijving in het register van erkende huisartsen.
Bij beschikking van 2 december 2003 heeft de Medische Commissie het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2004 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door appellant ingestelde beroep niet ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 oktober 2004, bij het Gerecht ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Bij brief van 15 december 2004 heeft de Medische Commissie van antwoord gediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2005, waar appellant, bijgestaan door J.H.B. Gademan en de Medische Commissie, vertegenwoordigd door mr. I.R. Giesen-Wever, advocaat, zijn verschenen.
2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt.
2.2. Blijkens de uitspraak zijn in deze zaken op een zogenoemde (rol)zitting van 21 april 2004 pleitnota's ingediend. Daarna heeft appellant op 12 mei 2004 nog een zogenoemde akte uitlating produkties ingediend.
2.3. De wijze van openbare behandeling van zaken als deze is voorgeschreven in paragraaf 4 van hoofdstuk III van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar). Daarin is onder meer bepaald dat de rechter getuigen of deskundigen kan oproepen, partijen en hun gemachtigden in de gelegenheid worden gesteld het woord te voeren en dat de rechter bevoegd is aan partijen en aan andere belanghebbenden of hun gemachtigden vragen te stellen. Verder worden partijen en andere belanghebbenden of hun gemachtigden in de gelegenheid gesteld het woord te voeren naar aanleiding van hetgeen door anderen naar voren is gebracht. Hieruit blijkt dat de rechter in beginsel een actieve rol vervult bij de openbare behandeling van de zaak en dat die behandeling bedoeld is om hoor en wederhoor van partijen te doen plaatsvinden.
De in deze zaken gehouden zogenoemde (rol)zitting heeft een ander karakter. Ter zitting kunnen in beginsel alleen bepaalde proceshandelingen worden verricht met uitsluiting van andere, zoals het overleggen van processtukken of stukken, waarin bij de rechter gerezen vragen worden beantwoord. Die zitting voldoet daarom niet als openbare behandeling in de zin van de Lar. Nu het Gerecht zodanige openbare behandeling voorts achterwege heeft gelaten en partijen daarmee niet uitdrukkelijk hebben ingestemd, als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, van de Lar, moet worden geoordeeld dat de aangevallen uitspraak niet op juiste wijze totstandgekomen is. Het hoger beroep is daarom gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
2.4. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof thans het door appellant bij het Gerecht tegen de beschikking van 2 december 2003 ingestelde beroep.
2.5. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, wordt een beroepschrift niet ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.6. Blijkens de op de beslissing op het bezwaarschrift gestelde datumstempel, is de beslissing op het bezwaarschrift voorzien van de dagtekening 2 december 2003. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is derhalve aangevangen op 3 december 2003 en geëindigd op 13 januari 2004. Nu appellant het beroepschrift op 15 januari 2004 heeft ingediend, is het beroep niet tijdig ingesteld. Hetgeen appellant terzake heeft aangevoerd, biedt geen grond om de termijnoverschrijding niet aan hem tegen te werpen. Het beroep is niet ontvankelijk.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 25 augustus 2004 in zaak nr. LAR 2004/96;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep tegen de beschikking van de Medische Commissie van 2 december 2003 niet ontvankelijk;
IV. gelast dat het Land Aruba aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft.
Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2005.