ECLI:NL:OGHNAA:2005:BF7453
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
- Hoger beroep
- W.P.M. ter Berg
- R.W.L. Loeb
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Toekenning belastingfaciliteiten en intrekking LBIH in Aruba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van verschillende naamloze vennootschappen, waaronder Aruba Beachfront Resorts N.V. en Hyatt Aruba N.V., tegen de beslissing van de Minister van Financiën en Economische Zaken om geen belastingfaciliteiten toe te kennen voor de verbetering en uitbreiding van het Hyatt Regency Hotel en Casino in Aruba. De Minister had op 4 augustus 2003 de aanvraag afgewezen, en dit besluit werd later door de Minister zelf op 19 december 2003 in een bezwaarschrift ongegrond verklaard. De appellanten stelden dat de Minister ten onrechte de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw (LBIH) niet had toegepast, aangezien deze verordening op het moment van de beslissing op het bezwaarschrift al was ingetrokken.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 30 mei 2005 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelde dat de Minister de LBIH ten onrechte had toegepast, omdat de afwijzing van de aanvraag dateerde van na de intrekking van de LBIH. Het Hof benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de LBIH alsnog toegepast moest worden. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg werd vernietigd, en het hoger beroep werd gegrond verklaard. Het Hof gelastte tevens dat het Land Aruba het griffierecht aan de appellanten terugbetaalde.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de LBIH en de toepassing van overgangsrecht in Aruba, vooral in situaties waarin aanvragen voor belastingfaciliteiten worden ingediend na de intrekking van relevante wetgeving. Het Hof bevestigde dat de regels omtrent overgangsrecht door de verordeninggever kunnen worden vastgesteld, en dat de appellanten geen aanspraak konden maken op belastingfaciliteiten op basis van de LBIH na de intrekking ervan.